Het hof is echter van oordeel dat [verzoeker] in de gegeven omstandigheden terecht gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid ontslag op staande voet te nemen. [verweerster] heeft hem zelf, op 29 februari 2016, beticht van diefstal en deze beschuldiging niet teruggenomen, ook niet in de brief van haar advocaat (die in zijn brief van 3 maart 2016 vermeldt dat [bestuurder 1] het ziet als diefstal). Voorts is zijn schorsing gehandhaafd hoewel niet is gebleken dat er meer aan de hand was dan dat [verzoeker] voor eigen gebruik een kopie van één bon had gemaakt en [verweerster] niet duidelijk heeft gemaakt waarop haar vermoeden gebaseerd was dat het om meer ging, en waarom het in bezit hebben van een kopie van een weegbon dergelijke forse maatregelen rechtvaardigt.
Voorts heeft de advocaat van [verweerster] duidelijk gemaakt dat afgestevend werd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst en is [verzoeker] min of meer geadviseerd een jurist in de arm te nemen voor overleg over een beëindigingsovereenkomst. [verzoeker] heeft daaraan gehoor gegeven en zijn advocaat heeft gecorrespondeerd met de advocaat van [verweerster] .
Daarna heeft [verweerster] een koerswijziging ingezet met de onder 3.11 geciteerde brief, rechtstreeks aan [verzoeker] , waarin zij de beschuldiging echter evenmin terugneemt. Kort daarop, op de eerste werkdag na de vakantie van zijn advocaat, heeft zij [verzoeker] meegedeeld dat zij geen loon doorbetaalt als hij na een gesprek twee dagen nadien niet komt werken.
Het hof is van oordeel dat [verweerster] niet als goed werkgever heeft gehandeld door [verzoeker] er enerzijds toe aan te zetten een advocaat in de arm te nemen voor onderhandelingen omtrent beëindiging van de arbeidsovereenkomst en anderzijds, tijdens de vakantie van die advocaat, buiten de juristen om een ander traject in te slaan waarbij [verzoeker] wordt meegedeeld dat hij geen loon meer krijgt wanneer hij niet komt praten over terugkeer en werkhervatting.
De opeenstapeling van de gehandhaafde beschuldiging van diefstal, op een flinterdunne basis, de gehandhaafde schorsing en de feitelijke toepassing van een loonstop onder de in de vorige zin beschreven omstandigheden, leveren een dringende reden op voor [verzoeker] .
Voor [verweerster] als werkgever geldt, anders dan bij een werknemer, niet dat de gevolgen van een ontslag op staande voet met het oog op het verspelen van een eventuele uitkering of vergoeding zo ernstig zijn, dat deze wijze van beëindiging alleen mag worden toegepast als ultimum remedium, zoals [verweerster] betoogt.