De vordering van Pover B.V. in hoger beroep luidt:
“(…) bij arrest in kort geding, uitvoerbaar bij
voorraad het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter (kantonrechter) van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, op 2 december 2016 (…) gewezen (…) te vernietigen en opnieuw rechtdoend
Primair
:
[geïntimeerde] in al diens vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze aan hem te ontzeggen;
Subsidiair
:
Indien het gerechtshof van oordeel mocht zijn dat [geïntimeerde] aanspraak kan maken op loon, die loonvordering verregaand te matigen
Meer subsidiair
:
In géén geval meer toe te wijzen dan Euro 9.684,25 bruto (…), en voor recht te verklaren dat Pover dit bedrag reeds heeft voldaan.
In alle gevallen
:
Geen buitengerechtelijke kosten, geen wettelijke verhoging, noch wettelijke rente toe te wijzen.
[geïntimeerde] te veroordelen om aan Pover al hetgeen zij op grond van het (…) kort-gedingvonnis heeft betaald, althans teveel heeft betaald, aan Pover terug te betalen,
vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dag van dagvaarding;
[geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van het hoger beroep alsmede de kosten van de procedure in eerste aanleg. (…)”