De gasexplosie heeft plaatsgevonden in de nacht van 14-15 augustus 2001. Uit het eigen (feiten)relaas van [appellante] (bijlage 2 bij productie 1 (een analyse en schadestaat van Beer-advocaten) van de inleidende dagvaarding; welke feiten niet zo zijn opgenomen in de inleidende dagvaarding zelf) blijkt dat [appellante] enige weken is opgenomen geweest in het ziekenhuis, nadien in een (gemeentelijke) noodopvang heeft gewoond en afhankelijk was van zorg door derden. [appellante] is na een (her)keuring van de verzekeringsarts van het UWV in oktober 2001 volledig arbeidsongeschikt verklaard. Uit de stukken leidt het hof af dat de eerste advocaat/belangenbehartiger van [appellante] , mr. Top, betrokken is geweest bij de aansprakelijkstelling van de verhuurder van de woning (woningstichting De Key) en dat er nadien (vanaf 2002 in ieder geval) ook contacten en/of overleggen zijn geweest met de verzekeraar Achmea (CBA, in het relaas van [appellante] ) over afwikkeling van de (letsel)schade. (Zie relaas pag. 2 van [appellante] : “Op 14 januari 2002, 4 uur durend kruisverhoor door een medewerkster van CBA (…), in het kader van vaststelling van de schade. Tegelijkertijd onderhandelingen over de hoogte van de schade gestart. Persoonlijke medische gegevens onder dwang ter beschikking gesteld van CBA.”)
Bij brief van 9 oktober 2002 aan het (toenmalige) woonadres van [appellante] (productie 2 bij inleidende dagvaarding) is haar het volledige rapport “Gasexplosie na breuk van gasdistributieleiding” van de Raad voor transportveiligheid gestuurd. Uit de conclusies en aanbevelingen van dit rapport volgt duidelijk (genoeg) dat Continuon Netbeheer (thans Liander genaamd, zo blijkt uit pag. 31 van het rapport van Gastec) de verantwoordelijke netbeheerder is (van de lek geraakte gietijzeren gasdistributieleidingen).
In de jaren 2003-2004 zijn van de zijde van Achmea enige schikkingsvoorstellen gedaan, die niet hebben geleid tot overeenstemming over de afwikkeling van de schade (dat is pas in 2013 gebeurd na interventie van Beer-advocaten).
In de periode 2006-2007 heeft [appellante] samen met haar (huidige) begeleider ( [naam begeleider] ) “de allesomvattende schade van de ramp en de langslepende letselschade procedure in kaart gebracht”, aldus het eigen relaas van [appellante] .
[appellante] is (vanaf 2002 in ieder geval) steeds bijgestaan door een advocaat, zo blijkt uit “Analyse en schadestaat” van mr E. Wytema van Beer-advocaten (productie 1 bij inleidende dagvaarding): eerst door mr. Top (tot oktober 2008), daarna door mr. Beydals en tot slot (vanaf maart 2013) door Beer-advocaten.
Gezien de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden concludeert het hof dat [appellante] na de ontvangst van de brief van 9 oktober 2002 van het volledige rapport van de Raad voor transportveiligheid op de hoogte was en redelijkerwijs had kunnen zijn van de aansprakelijke (rechts)persoon (toen nog Continuon Netbeheer geheten) voor de schade als gevolg van de gasexplosie op 14-15 augustus 2001 (vgl. conclusie A-G Spier sub 3.10-3.13 bij HR 3 december 2010 en rov. 3.6 van dit arrest; ECLI:NL:HR:2010:BN6241). Voorts concludeert het hof, gezien de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, dat [appellante] in de jaren 2002-2003 al (toen met Achmea is onderhandeld over de (letsel)schade) dan wel in de jaren 2006-2007 (toen een volledige opstelling was gemaakt wat betreft de schade) in de positie verkeerde waarop zij zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke (rechts)persoon bekend is geworden. Zij is al die jaren bijgestaan door een advocaat. Het hof merkt hierbij op dat voor het gaan lopen van de verjaringstermijn niet vereist is dat [appellante] (in 2002-2003) bekend was met alle componenten dan wel de gehele omvang van de schade dan wel met de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden waaruit de aansprakelijkheid kan voorvloeien (vgl. HR 10 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7041). Dat betekent dat het hof ervan uitgaat dat vanaf 2002-2003 de verjaringstermijn is gaan lopen; de kennisgeving van het letsel van [appellante] aan Liander in september 2012 valt (ver) buiten de korte verjaringstermijn. Zélfs als het hof uitgaat van het tijdvak 2006-2007, waarmee dan de korte verjaringstermijn van vijf jaren begint te lopen, dan had [appellante] tot en met het jaar 2011 (uitgaande van het midden van die periode, 31 december 2006, dit is vanaf het gehele jaar 2007) de tijd om Liander aansprakelijk te stellen voor de schade. Dit is niet gebeurd en niet gesteld of gebleken is dat de vordering door [appellante] op enig moment is gestuit; de vordering is daarmee verjaard op de voet van artikel 3:310 lid 1 BW.