3.3
[verzoekster] , geboren op 14 december 1953, is op 20 september 1999 bij een rechtsvoorgangster van de hiervoor genoemde vennootschappen in dienst getreden, laatstelijk op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een periodeloon van € 1.599,17 bruto per vier weken voor 31 uren per week (excl. 8% vakantiegeld).
Op deze overeenkomst is de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf van toepassing (verder: Cao).
3.4
Op 26 juli 2016 heeft [verzoekster] , tezamen met enkele collega’s, haar [verweerders] benaderd omdat haar al die jaren nooit roostervrije uren (in het kader van arbeidsduurverkorting, hierna ADV) zijn toegekend.
3.5
In een brief van 2 augustus 2016 schreven [verzoekster] en collega's, onder verwijzing naar het gesprek van 26 juli 2016, onder meer het volgende aan [verweerders] :
"Met verwijzing naar onze bijeenkomst van dinsdag 26 july 2016 waarin u aangaf dat u als werkgever in gebreke bent gebleven met betrekking tot het toekennen/verrekenen van ATV/ADV uren, hierbij onze reactie.
Met ontsteltenis hebben wij kennis genomen van uw bekentenis dat er nooit ATV uren zijn berekend en verleend zoals in de CAO Levensmiddelen Supermarkt. Deze constatering heeft bij ons geleid tot verontwaardiging, boosheid, gevoel van misleiding, gebrek aan respect en waardering. Bovenal heeft dit tot gevolg dat er een zeer ernstige vertrouwensbreuk is ontstaan. Immers, het niet verstrekken van deze uren is in het verleden een bewuste keuze geweest en niet het gevolg van een “foutje”. (…)
U heeft mondeling een voorstel gedaan tijdens ons gesprek van 26 july. Door de verbazing en ontsteltenis is dit voorstel niet duidelijk overgekomen. Tijdens onze overleggen bleek dat er 3 interpretaties zijn, van wat u heeft voorgesteld.
In het belang van de werksfeer en om hier duidelijkheid over te krijgen en inzicht te hebben in wat uw toezeggingen voor ons inhouden stellen wij het volgende voor:
Een ieder van ons krijgt een op haar situatie van toepassing zijnde voorstel waarin exact omschreven:
a. Het aantal uren separaat per maand, jaar, datum ingang berekening
b. Welke salarisgrondslag hiervoor wordt gehanteerd,
c. Welke uren uitbetaald,
d. Welke uren opneembaar zijn,
e. Op welke wijze vrije uren moeten worden opgenomen,
f. Binnen welke termijn deze vrije uren moeten worden opgenomen,
g. Er een mogelijkheid wordt geboden voor tijdsparen. Dit alles vergezeld van een adequate urenlijst, de toezegging dat deze bij elke 1e salarisbetaling in het nieuwe kwartaal wordt verstrekt per mail.
Na ontvangst van uw voorstel zullen wij ons hierop beraden en behoudt ieder van ons het recht afzonderlijk hiermee wel of niet akkoord te gaan (…)."
3.8
Bij brief van 22 augustus 2016 laat de gemachtigde van [verzoekster] het
volgende aan [verweerders] weten:
"Cliënte is, gezamenlijk met een aantal collega’s, met u het gesprek aangegaan over de juiste toepassing van de cao. Op dat moment is het gesprek gegaan over de toekenning van de ATV uren zoals bepaald in artikel 7 cao. Op grond van de cao bepaling heeft cliënte jaarlijks recht op een opbouw van 120,9 uur (=31/40 van 156 uur). U heeft aan cliënte bevestigd dat er inderdaad een recht bestaat op de toekenning van de ATV uren en dat u middels een voorstel deze kwestie wilde oplossen.
Uw voorstel bestond uit de betaling van de ATV uren over 2014 en 2015 samen te voldoen a 50%. De overige uren zou cliënte ‘kwijt’ zijn. De ATV uren van 2016 zouden, volgens u, verwerkt moeten worden door dagelijks minder uren te gaan werken en de overige 50% in te zetten als spaaruren. Over de jaren voor 2014 bestaat er volgens u geen mogelijkheid om de niet toegekende ATV uren uit te betalen. U heeft cliënte verzocht in te stemmen met uw aanbod door een document te ondertekenen waarin ze af zou zien van het vorderen van de uren over de jaren voor 2014. Cliënte heeft aangegeven uw aanbod in overweging te nemen maar komt thans tot de conclusie dat zij niet instemt met uw aanbod. (…)
Nadat cliënte op de hoogte was van het feit dat u de cao niet op een juiste manier toepast heeft zij nader onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat u naast het niet toekennen van de ATV uren eveneens de bepalingen inzake de toeslag voor overuren niet toepast alsmede van het feit dat u cliënte geen extra verlofdagen heeft toegekend op basis van haar leeftijd (…)
voorgaande maakt dat cliënte thans een vordering op u heeft welke als volgt is opgebouwd:
ATV uren 2011/2016 € 8.481,14 (=120,9 uur x 5 x € 14,03)
Overurentoeslag 2013/2015 € 1.065,47 (=217 uur x € 4,91)
Extra verlofdagen 2011/2015 (1.346,88 (=12 x 8 x € 14,03)
Totaal € 10.893,79 bruto (…)."
3.9
Mr. Klaassen heeft daarop namens [verweerders] bij brief van 26 augustus 2016 onder meer als volgt gereageerd:
"Dan het standpunt ter zake van de ingestelde vordering. Zoals gezegd zijn de medewerkers die het aangaat in goed overleg expliciet akkoord gegaan met het voorstel van werkgever om de discussie omtrent ATV e.d. te beslechten. Werkgever heeft dit voorstel louter coulancehalve gedaan met het oog op de verhoudingen. De onderhavige opstelling bevreemdt haar dan ook, evenals - het zij herhaald - de wijze waarop deze dames het
probleem aanhangig menen te moeten maken. Nu zij het voorstel evenwel alsnog verwerpen, zal geen betaling plaatsvinden. Van een “recht” op geldelijke vergoeding voor niet genoten ATV uren is namelijk geen sprake, niet op basis van de wet en niet op basis van de CAO. (…)
Tot slot is de stelling van [verzoekster] dat werkgever geen rekening zou hebben gehouden met de extra verlofuren op grond van de CAO simpelweg feitelijk onjuist en dat weet zij ook. Werkgever heeft haar immers recent nog gewezen op de post “extra verlofrecht” op haar verlofkaarten en uitgelegd dat de toerekening van deze extra uren standaard in het boekhoudsysteem is opgenomen.
Kortom: werkgever zal op geen enkele wijze gevolg geven aan de betreffende vorderingen. (…)
Wel vraag ik -nu u toch optreedt als gemachtigde voor betrokkene- uw aandacht voor het volgende. [verzoekster] is feitelijk uitsluitend werkzaam in de functie van Kassamedewerker. De bij die functie behorende loonschaal is B (trede 5). Zij ontvangt evenwel een hoger loon conform schaal C, omdat zij in het verleden een andere functie heeft bekleed op de versafdelingen. (…)
Kortom: namens werkgever stel ik hierbij voor het salaris te normaliseren door het huidige uurloon ad EUR 12,90 bruto naar 12,17 bruto. Gelet op het relatief geringe loonoffer dat wordt gevergd is een overgangsperiode van drie loonperioden per heden meer dan redelijk te noemen."
3.12
[verzoekster] start daarop een handtekeningenactie onder de klanten van de supermarkt. In het te ondertekenen stuk staat:
"Petitie tegen ontslag van [verzoekster] bij de [verweerders] .
[verzoekster] is dinsdag 18 oktober 13:00 uur naar huis gestuurd met de mededeling dat ze is “vrijgesteld van werk met behoud van salaris”.
Dit is een voorlopig standpunt om een ontslagprocedure te beginnen.
De aanleiding zou zijn ”onprofessioneel gedrag ten opzichte van collega’s en cliënten.”
Omdat wij dit verwijt niet geloven zoeken wij mensen die de ervaring met [verzoekster] aan de kassa willen omschrijven of ondersteunen."
4. De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
4.1
[verweerders] heeft verzocht de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk te ontbinden, primair op de e-grond en subsidiair op de g-grond, zonder rekening te houden met de opzegtermijn wegens ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster] en zonder vergoeding. Voorts heeft [verweerders] verzocht om [verzoekster] te veroordelen tot betaling van € 2.006,40 aan (voorschot op) schadevergoeding en haar te gebieden zich van bepaalde uitingen te onthouden op straffe van een dwangsom, zulks met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.
4.2
[verzoekster] heeft toelating tot haar werk op straffe van een dwangsom verzocht, inzet van mediation en toekenning van nevenvorderingen betreffende ADV en verlofdagen, en in geval van ontbinding aanspraak gemaakt op de transitievergoeding en een billijke vergoeding, een en ander met wettelijke rente en onder veroordeling van [verweerders] in de proceskosten.
4.3
De kantonrechter heeft op het verzoek van [verweerders] overwogen dat [verzoekster] verwijtbaar, maar niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door de handtekeningenactie te beginnen na de ontstane impasse over de compensatie voor niet toegekende roostervrije uren. Door zo te handelen heeft zij de relatie met [verweerders] onherstelbaar beschadigd. Tenzij het verzoek wordt ingetrokken ontbindt de kantonrechter op de e-grond, houdt hij rekening met de opzegtermijn en kent hij de transitievergoeding van € 27.130,- bruto toe. De schadevergoeding wordt afgewezen omdat geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid als bedoeld in artikel 7:661 BW. Het gebod wordt toegewezen met een dwangsom en de kosten worden gecompenseerd.
4.4
Gelet op de ontbinding heeft de kantonrechter de verzoeken van [verzoekster] tot toelating tot het werk en tot inzet van mediation afgewezen. Ook de andere verzoeken zijn afgewezen, behoudens de verzochte transitievergoeding, en de proceskosten betreffende de tegenverzoeken zijn gecompenseerd.