2.5
In de loop van 2007 is tussen partijen het vormen van een maatschap aan de orde geweest en in 2008 is - onder begeleiding van de heer [B] van LTO Noord Advies (hierna: [B] ), die door [appellant] is ingeschakeld - een akte van maatschap opgesteld waarin de samenwerking per 1 januari 2009 formeel is vastgelegd. In de akte (waarin [appellant] is aangeduid als vennoot A en [geïntimeerde] als vennoot B) staat onder meer:
“IN AANMERKING NEMENDE DAT:
- tot 1 januari 2009 vennoot A voor eigen rekening en risico een veehouderijbedrijf heeft geëxploiteerd;
- mede met het oog op de toekomstige bedrijfsopvolging zijn werknemer vennoot B in de exploitatie wordt betrokken;
- met ingang van 1 januari 2009 de vennoten A en B voor gezamenlijke rekening en risico en in maatschapsverband voormeld bedrijf exploiteren;
ARTIKEL 1
Vestigingsplaats, doel, duur
1. (...)
2. De maatschap heeft als doel de gezamenlijke uitoefening van het agrarisch bedrijf in de ruimste zin van het woord.
3. De maatschap is aangegaan voor onbepaalde tijd.
1 Door de vennoten zijn per aanvangsdatum ingebracht hun kennis, arbeid en vlijt, met dien verstande dat vennoot A niet meer arbeid hoeft te verrichten dan naar zijn oordeel met het oog op zijn gesteldheid verantwoord en mogelijk is.
2. Door vennoot A zijn per aanvangsdatum tevens ingebracht tegen de boekwaarde, echter met voorbehoud van de dan aanwezige stille reserves tot maximaal de bedragen zoals vermeld op de aan deze akte gehechte door partijen voor akkoord ondertekende berekeningsstaat:
a. a) het gebruik en genot van de zijn in eigendom toebehorende onroerende zaken (...); De privéwoning met ondergrond gelegen aan de [a-straat] 81 te [A] wordt uitdrukkelijk buiten de inbreng gehouden;
(...)
ARTIKEL 10
Einde der maatschap
1. De maatschap eindigt ten aanzien van de vennoot in wiens persoon de oorzaak van de beëindiging is gelegen:
a. a) door uittreding middels opzegging tegen het einde van een boekjaar door middel van een
behoorlijke kennisgeving en met inachtneming van een termijn van ten minste drie maanden;
b) door opzegging wanneer op grond van enig handelen of nalaten door een vennoot, al dan niet in strijd met de maatschapsbepalingen, of op grond van gewichtige redenen, als bedoeld in artikel 7A:1684 van het Burgerlijk Wetboek, onverminderd het bepaalde in artikel 8, van de andere vennoot redelijkerwijze niet gevergd kan worden dat hij de maatschap met de eerstgenoemde vennoot voortzet;
(…)
2. Een vennoot aan wie het einde van de maatschap niet kan worden toegerekend, daaronder begrepen de vennoot, die opzegt overeenkomstig lid 1 sub b, heeft het recht het bedrijf van de maatschap voort te zetten. Hij moet daarvan aan zijn voormalige medevennoot of aan diens vertegenwoordiger(s) of rechtverkrijgende(n) bij behoorlijke kennisgeving binnen drie maanden na de dag waarop de maatschap is geëindigd, mededeling doen.
3. (...)
4. Indien een vennoot gebruik maakt van zijn recht tot voortzetting van de maatschap of bedrijf der maatschap, heeft deze vennoot recht op overname van de goederen die de vennoten gezamenlijk toebehoren en recht op overname van de goederen die in gebruik en genot of in economische eigendom zijn ingebracht.
(...)
ARTIKEL 11
Vaststelling overnamesom
1. Wanneer de maatschap ten aanzien van een vennoot eindigt, wordt naast de balans, die
overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 volgens de tot dat tijdstip bij de maatschap gebruikelijke richtlijnen wordt opgemaakt, een tweede balans opgemaakt waarop de activa en passiva worden opgevoerd naar hun in lid 2 van dit artikel bedoelde waarde.
2. De voor de tweede balans te verrichten waarderingen zullen door de vennoten of hun
vertegenwoordigers(s) of rechtverkrijgende(n) in onderling overleg geschieden.
Als grondslag voor de waardering van de door vennoot A ingebrachte goederen gelden:
- de waarde in verpachte staat voor de gronden waarbij een rendabele bedrijfsvoering nog mogelijk is en deze waarde niet lager kan worden vastgesteld dan de boekwaarde;
- de vrije agrarische verkeerswaarde voor de bedrijfsgebouwen;
- de gebruikswaarde voor roerende goederen;
- de waarde in bewoonde staat voor het woonhuis;
- de boekwaarde voor de rechten op productiequota. Geen waarde wordt toegekend aan om niet verkregen productiequota en evenmin aan afgeschreven productiequota;
- de gebruikswaarde voor overige roerende goederen.
Als grondslag voor de waardering van de door B ingebrachte onroerende goederen geldt;
- de vrije waarde in het economisch verkeer.
3. In het voordelig of nadelig verschil dat dan zal blijken te bestaan tussen de waarde waarvoor de activa en de passiva worden opgevoerd op de tweede balans en de boekwaarde daarvan op de ingevolge artikel 5 op te maken balans, zijn de vennoten gerechtigd bij te dragen in de verhouding 50%-50%, waarin zij de winsten genieten respectievelijk verliezen dragen.
4. De waarderingsgrondslag als genoemd in lid 2 dient eveneens te worden gehanteerd ter vaststelling van de overnamesom voor de goederen die in gebruik en genot zijn ingebracht, indien deze goederen worden overgenomen door de voortzettende vennoot,
(. .)
7. Wanneer de vennoten niet binnen een maand tot overeenstemming kunnen komen omtrent de waarderingen bedoeld in lid 2 en/of lid 4, zullen deze voor de onroerende zaken geschieden door een beëdigd agrarisch taxateur en voor de overige bestanddelen door een deskundige. Deze worden op daartoe door de meest gerede partij gedaan verzoek, benoemd door de kantonrechter binnen wiens ressort de maatschap is gevestigd.
ARTIKEL 13
Verrekening meerwaarde
1. Indien vennoot B de onroerende zaken en/of rechten op productiequota van de maatschap heeft overgenomen en vervolgens deze onroerende zaken en/of recht op productiequota vervreemdt tegen een hogere prijs dan zijn verkrijgingsprijs, is hij verplicht deze meerwaarde in zijn geheel aan vennoot A terug te betalen.
(...)
5. De verplichting tot verrekening geldt niet:
a. a) indien 15 jaar zijn verstreken na de datum van overname;
(…)”
2.11
In een emailbericht van 21 augustus 2013 schrijft [B] aan de raadsman van [geïntimeerde] :
"Ik heb inderdaad een aantal notities teruggevonden in mijn dossier aangaande [appellant] - [geïntimeerde] .
(...)
Ik weet zeker dat de maatschap is aangegaan met de intentie van beide maten dat het bedrijf van [appellant] in de toekomst door [geïntimeerde] zal worden overgenomen.
De bedrijfsoverdracht in de toekomst was wel zeker het doel.
Waarschijnlijk op advies van mij heeft [appellant] het onroerend goed ingebracht voor gebruik en genot.
Op deze manier kan de maatschap gewoon worden aangegaan en kan bij de bedrijfsoverdracht gebruik worden gemaakt van de maximale fiscale overdrachtsmogelijkheden.
Ik heb waarschijnlijk aangegeven dat inbrengen voor gebruik en genot in dit geval het beste is omdat [geïntimeerde] geen familie is van [appellant] en dat de toekomst nog moet leren of de samenwerking onderling optimaal is.
Mocht dit niet het geval zijn dan kan de maatschap vrij eenvoudig worden beëindigd dit t.o.v, een maatschap met inbreng economisch eigendom.
Omdat ik veel ervaring heb in bedrijfsoverdrachten op agrarisch vlak weet ik vrijwel zeker dat tijdens de gesprekken alle zaken omtrent een maatschap en bedrijfsoverdracht, zoals inbreng, vaststellen overnameprijs en vervreemdingsclausule besproken zijn.
Zo ook de consequentie voor [appellant] en zijn familie als de overdracht gaat plaatsvinden zoals aangegeven in Artikel 11, vaststellen overnamesom, in de definitieve maatschapsakte.
Mede daarom is er in artikel 13, verrekening meerwaarde, een lange periode van 15 jaar aangehouden aangaande het afrekenen met de meerwaarde tot 15 jaar na datum bedrijfsoverdracht.
Ik weet wel zeker dat het doel van de samenwerking middels een maatschapsakte is geweest een toekomstige bedrijfsoverdracht door [geïntimeerde] .
Echter dat betekend niet automatisch dat de overdracht gaat plaatsvinden. Als tussentijds onenigheid ontstaat tussen de beide maten kan de maatschap worden beëindigd zoals omschreven in artikel 10 van het maatschapscontract.
(…)”