In een brief van 20 februari 2017 bericht [psycholoog] , GZ-psychloog, aan de
huisarts van [appellante] :
“We hebben bovenstaande cliënt op 16-02-2017 gezien voor een intakegesprek. Door
middel van deze brief willen wij u op de hoogte stelten van onze bevindingen en
advisering.
Reden van aanmelding:
Cliënte wordt verwezen door [gezondheidszorginstelling] waar zij van 15-12-16 tot 19-01-2017 was
opgenomen wegens depressieve klachten met suïcidale gedachten.
Uiteindelijk werd een burn-out met depressieve kenmerken vastgesteld.
Cliënte werkt bij een onderzoeksinstituut in [plaats] waar zij vanaf ‘15 veel
werkdruk ervaarde. Zij heeft dit schriftelijk in meerdere malen aangegeven, maar er
werd niets mee gedaan, ook met toen ze weleens in tranen uitbarstte. Toen cliënte in
het najaar weigerde een project op te pakken werd dit gezien als werkweigering,
waarna een negatieve sfeer niet de hoogste leidinggevende ontstond. Klachten van
somberheid en moeheid namen toe, als cliënte zich ziek meldde werd ze gedwongen
toch te komen. Uiteindelijk resulteerde dit tot de situatie waarin cliënte ontslag nam,
waar de werkgever haar toe maande. Eenmaal thuis namen de klachten toe, ontstond
een depressie met vitale kenmerken en doodsgedachten. Via de huisarts is de
crisisdienst ingeschakeld, wat uiteindelijk resulteerde in opname.
Huidige klachten zijn een slechte concentratie, niet tegen prikkels (zoals geluid)
kunnen. Moeite met in- en doorslapen. Veel moe, weinig energie, moet veel rust
nemen. Cliënte kan lachen en plezier hebben, maar er is ook verdriet, zich gekwetst
voelen. Ze denkt veel terug aan wal er gebeurd is waarbij een aantal specifieke
situaties op de voorgrond staan (herbelevingen,). Eten gaat beter, maar er is nog
sprake van een verminderde eetlust.”.