Bij brief van 29 april 2016 heeft [persoon 1] het volgende aan [verzoeker] laten weten:
“In aansluiting op onze brief aan u d.d. 15 april jongstleden waarin wij u ons voornemen u te schorsen hebben medegedeeld, berichten wij u nader.
(…)
In onze brief hebben wij het feitencomplex uiteengezet zoals zich dat heeft voorgedaan op 12 april jl. en de dagen ervoor (jegens de directeur), naar aanleiding waarvan wij u in de gelegenheid hebben gesteld uw kant van het verhaal te doen. Dit gesprek heeft uiteindelijk plaatsgevonden op donderdag 21 april jongstleden (…)
De door u gegeven verklaring en uitleg vormt geen enkele rechtvaardiging of excuus voor uw - door collega’s en de organisatie ervaren ontoelaatbare, (aanhoudend) intimiderende - gedrag die dag.
Ook al zou binnen [De Stichting] gewerkt worden met voice recorders, dan nog geeft u dan niet het recht om op een bedreigende en intimiderende wijze te handelen zoals u jegens deze collega heeft gedaan. De uitnodiging om een kop koffie te drinken al helemaal niet. Voor wat betreft uw argument dat u [persoon 5] even niet heeft kunnen vinden voor uw werk en dat dit u een reden zou geven om te handelen zoals u heeft gedaan, ontgaat [De Stichting] volledig.
Dat u zich hersteld wilde melden nadat uit het expertise onderzoek door HSK is gebleken dat u niets mankeert, is begrijpelijk. Dat op dat moment noch [persoon 3] , noch [persoon 1] aanwezig waren om uw hersteldmelding door te voeren, is niet een omstandigheid die uw gedrag rechtvaardigt.
Bovendien heeft gisteren een evaluatie met de bedrijfsarts plaatsgevonden over de uitkomst van de HSK rapportage (…) en heeft de bedrijfsarts geadviseerd tot een hersteldmelding. [De Stichting] voert uw hersteldmelding per 12 april 2016 dan ook door. Overigens betekent dit ook dat uw ziekmelding d.d. 26 april 2016 niet wordt geaccepteerd.
Het onderwerp van gesprek met [persoon 6] geeft u nog geen excuus om ook ten opzichte van hem bedreigend en/of intimiderend te handelen. Hetzelde geldt voor het feit dat de Ondernemingsraad uw mail nog niet heeft beantwoord.
Toen u meermaals door [persoon 2] bent verzocht - het werd u op een gegeven moment zelfs opgedragen - om locatie [locatienaam] te verlaten en naar huis te gaan, meende u uw gedrag nog even te kunnen voortzetten op [locatienaam] en daar voor de nodige onrust en angst onder personeel te zorgen. Het maakt niet uit of u uw blauwe map kwijt was of dat u de voorzitter van de OR had willen spreken, u bent gevraagd om naar huis te gaan en om tot bedaren te komen en dat heeft u geweigerd, met alle gevolgen van dien. De politie moest eraan te pas komen en dat u al dan niet reeds een afspraak had staan met de wijkagent in Zeist-Noord, doet niet af aan het feit dat de politie heeft moeten optreden, u een locatieverbod heeft opgelegd en uw zaak is geregistreerd (…)
De conclusie blijft dan ook - ondanks de door u aangedragen rechtvaardigingen voor uw handelen - dat u volstrekt onacceptabel gedrag heeft getoond. Het betreft ernstige misdragingen die als zeer intimiderend en bedreigend zijn ervaren door zowel het personeel als directie en vormen tevens een dringende reden als omschreven in de wet (artikel 7:678 BW). Bij deze wordt dan ook bevestigd dat u ex artikel 2.7 onder A van de Cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening bent geschorst, zulks in afwachting van een beëindigingsprocedure op grond van dringende redenen. Ook het locatieverbod blijft gelden en wij bevestigen bij deze dat het u niet is toegestaan om naar de werkplek te komen.”