2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden vonnis, nu daarover geen geschil bestaat. Het volgende staat tussen partijen vast.
2.2
Bij vonnis van 2 december 2014 is ten aanzien van [appellant] (hierna: [appellant] jr.), handelend onder de naam Drogisterij [appellant] (hierna: de drogisterij), de
wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard, waarbij [de bewindvoerder] is benoemd tot bewindvoerder. [appellant] jr. had de drogisterij, gelegen aan de [a-straat] 25 te [C] , in 2012 overgenomen van zijn zus en van zijn vader [D] (hierna: [D] sr.).
2.3
Op 11 december 2014 heeft [de bewindvoerder] een verkoopprospectus uitgebracht met
gegevens over de uit de boedel van de schuldsanering te koop aangeboden goederen,
namelijk a. de inventaris en inrichting b. de voorraad goederen en c. het bedrijfspand aan de [a-straat] . Op dat moment rustte op het bedrijfspand een hypotheekrecht ten behoeve van Rabobank Noordoost Friesland (hierna: Rabobank), op de bedrijfsvoorraden waren pandrechten gevestigd ten behoeve van Rabobank en DA Retail B.V. (hierna: DA Retail) en ten slotte was op de winkelinventaris een pandrecht gevestigd door Rabobank.
2.4
[de bewindvoerder] heeft gegadigden uitgenodigd om een schriftelijke bieding te doen tot aankoop van voornoemde goederen. Het prospectus vermeldt - voor zover hier van belang -:
"1. (...) De bieding dient uiterlijk woensdag 17 december 2014 vóór 17.00 uur de bewindvoerder op
bovenvermeld adres bereikt te hebben. (...)"
en
"3. (...) De bewindvoerder behoudt zich alle rechten ter zake van de gunning voor. De bewindvoerder
kan beslissen alle biedingen van de hand te wijzen."
en
"5. Gunning en verkoop geschieden onder voorbehoud en toestemming van de rechter-commissaris in
voormelde schuldsanering alsmede toestemming van pandhouders Rabobank NoordOostFriesland en
DA-Retail "
2.8
Bij e-mail van 13 februari 2015 heeft [de bewindvoerder] aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
"In overleg met de hypotheek-/pandhouder Rabobank is besloten aan u te gunnen. De gunning is
onder voorbehoud toestemming rechter-commissaris. Voor zover de Rabobank als pandhouder niet
zelfstandig kan beslissen over de voorraad, wordt tevens een voorbehoud gemaakt ten aanzien van
pandhouder DA."
en
"Het probleem is dat er een hogere bieding is ontvangen, waarvan nog 8 dagen een
financieringsvoorbehoud loopt. Dit terwijl de bewindvoerder duidelijk heeft gesteld dat er een bieding
zonder financieringsvoorbehoud moet worden uitgebracht. Omdat gedurende de wedstrijd de
spelregels zijn veranderd maken zij bezwaar."
2.9.
De in voornoemde e-mail van [de bewindvoerder] bedoelde 'hogere bieder' betreft
[D] sr. Hij heeft op 12 februari 2015 eveneens een bieding gedaan, die hoger was dan de
bieding van [geïntimeerde] , maar waarin een financieringsvoorbehoud (tot 1 maart 2015) was
opgenomen. [D] sr. heeft bij de rechter-commissaris bezwaar gemaakt tegen de
voorgenomen verkoop aan [geïntimeerde] en hij heeft verzocht om de biedingstermijn te handhaven
op de oorspronkelijke termijn van 1 maart 2015.
2.10.
De rechter-commissaris heeft - in de vorm van een mondelinge gegeven beschikking op 19 februari 2015 - (o.a.) besloten om geen toestemming te geven voor de voorgenomen verkoop aan [geïntimeerde] . Hiernaast heeft de rechter-commissaris de bewindvoerder bevolen de oorspronkelijke biedingstermijn tot 1 maart 2015 te handhaven.
2.12
[de bewindvoerder] heeft vervolgens - na besprekingen hierover met de advocaten van
[D] sr. en [geïntimeerde] , de rechter-commissaris en de vertegenwoordiger van Rabobank -
besloten om op grond van artikel 3 van het verkoopprospectus niet tot gunning over te gaan.
Van deze beslissing heeft hij bij e-mailbericht van 19 maart 2015 mededeling gedaan aan
betrokkenen. De inhoud hiervan luidt, voor zover van belang, als volgt:
"Met een beroep op artikel 3 van het verkoopprospectus is besloten niet tot gunning over te gaan.
De belangrijkste redenen hiertoe zijn:
1. Gedurende het verkoopproces heeft de bewindvoerder op verzoek van de ene dan wel de andere partij spelregels tussentijds gewijzigd.
Hoewel op momenten consensus werd verondersteld heeft deze werkwijze achteraf tot problemen geleid.
2. Dit heeft geleid tot een weigering van de rechter-commissaris om te gunnen aan een partij. Daarnaast is een bevel art. 317 Fw afgegeven.
3. Biedende partijen hebben gedurende het proces meerdere malen afwijkende voorwaarden gesteld.
4. Tussen de pandhouders is geen overeenstemming over gunning.
5. Op 12 maart 2015 heeft een uitgebreid overleg plaatsgevonden tussen rechter-commissaris en bewindvoerder.
6. Op 13 maart 2015 heeft een telefonisch overleg plaatsgevonden met de heer [E] (70% pandhouder).
7. Op 17 maart 2015 heeft een bespreking plaatsgevonden met Rabobank (hypotheekhouder en 30% pandhouder)."
2.14
[de bewindvoerder] heeft ervoor gekozen de gunningsprocedure niet te vervolgen of een nieuwe gunningsprocedure op te starten. Hij is met [D] sr. in overleg getreden over een onderhands te sluiten overeenkomst. Op 20 maart 2015 is [de bewindvoerder] alsnog met [D] sr. tot overeenstemming gekomen over de onderhandse verkoop en levering aan [D] sr. van het bedrijfspand, de inventaris en de voorraden van de drogisterij en hebben zij een zogenaamde activaovereenkomst getekend. De rechter-commissaris heeft aan deze overeenkomst zijn toestemming gegeven.