De rechtbank heeft bij vonnis van 15 juni 2016 de vordering van Lindorff toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is het pandrecht van de bank tenietgegaan, maar heeft zij haar voorrang op de opbrengst behouden. De rechtbank acht daartoe met name het volgende van belang:
(i) ook in geval van een stil verpande vordering behoudt de pandhouder zijn voorrang op het geïnde na executie door de curator en het tenietgaan van het pandrecht (HR 17 februari 1995 (Mulder q.q./CLBN), ECLI:NL:HR:1995:ZC1641);
(ii) in het door art. 58 Fw bestreken geval doet verkoop door de curator van een verpande zaak evenzo het pandrecht tenietgaan, terwijl de pandhouder zijn voorrang op de opbrengst behoudt;
(iii) in geval van executie van een stil verpande vordering door een (derden)beslaglegger vervalt het pandrecht, maar behoudt de pandhouder zijn voorrang bij de verdeling van de executieopbrengst (HR 23 april 1999 (NBC/Sisal), ECLI:NL:HR:1999:ZC2896).
Aan analoge toepassing van de regels uit voorgaande arresten staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg dat de curator in dit geval de roerende zaken krachtens zijn eigen executiebevoegdheid heeft verkocht, omdat de curator aan artikel 68 lid 1 Fw in het algemeen de bevoegdheid ontleent om de boedel te beheren en te vereffenen. De verkoopopbrengst heeft te gelden als opbrengst in de zin van artikel 180 lid 2 Fw, welke aan de schuldeisers overeenkomstig hun rang wordt uitgekeerd. De rechtbank acht erkenning van de voorrang van de bank bovendien in overeenstemming met het arrest van de Hoge Raad inzake De Jong/KBC (HR 28 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:440), uit welk arrest de rechtbank concludeert dat ook bij tenietgaan van een pandrecht op een zaak ingevolge art. 3:86 lid 2 BW de pandhouder zijn recht op voorrang behoudt. De rechtbank heeft ten slotte het verweer dat de bank afstand van recht heeft gedaan, verworpen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de curator de voorrang van de bank moet respecteren, zij het dat de bank het verbindend worden van de uitdelingslijst zal moeten afwachten en zal moeten bijdragen in de algemene faillissementskosten.