In het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat aan het ontslag op staande voet een dringende reden ten grondslag ligt (r.ovv 5.11-5.18) en de aangedragen reden niet vals of voorgewend is (r.ovv. 5.19-5.20). Hierdoor heeft de kantonrechter naar het oordeel van het hof terecht in conventie de gevraagde verklaring voor recht en de gevorderde schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag afgewezen.
Het hof heeft in het tussenarrest verder geoordeeld (r.ov. 5.21) dat tegen de afwijzing van (het voorschot op de) tantième over 2012 geen kenbare grief is geformuleerd, zodat op dit onderdeel de afwijzende beslissing van de kantonrechter in stand blijft (r.ov. 5.21).
Voorts heeft het hof geoordeeld dat de kantonrechter terecht HGB heeft veroordeeld tot betaling van een vergoeding voor het navigatiesysteem en het bedrag daartoe heeft gesteld op € 500,- (r.ov. 5.22).
Eerst in hoger beroep heeft [appellant2] gevorderd HGB te veroordelen tot betaling van een bedrag aan door HGB ten behoeve van [appellant2] ontvangen WIA uitkering. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat deze vordering tot een bedrag van € 202,57 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente zal worden toegewezen (r.ov. 5.23).
[appellant2] en [appellant1] hebben in hoger beroep voorts voor het eerst gevorderd de forfaitaire onkostenvergoeding over de maand oktober 2012. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat de bedragen van € 90,32 (voor [appellant2] ) en € 193,55 (voor [appellant1] ), vermeerderd met de wettelijke rente zullen worden toegewezen (r.ov. 5.24).
Het hof heeft in het tussenarrest eveneens geoordeeld dat grief 1 in het incidenteel appel in zoverre slaagt dat aan [appellant1] een lager bedrag aan opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen toekomt dan de kantonrechter heeft vastgesteld. Het hof heeft het aan [appellant1] toekomende bedrag berekend op € 13.788,04 (r.ovv. 5.41-5.46).