Verzoek tot EET-waarmerking van een hypotheekakte. Na uitwinning blijft de hypotheekakte zijn executoriale kracht behouden voor de restantschuld, nu de bestaande vordering met voldoende bepaaldheid is omschreven. Verzoek tot waarmerking wordt toegewezen.
ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., tevens h.o.d.n. Direktbank, Direktbank Woonhypotheken, Direktbank Hypotheken en Direktbank Spaarvoorziening,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: ABN AMRO,
advocaat: mr. J.M. Veldhuis, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde]
,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gerekwestreerde,
hierna: [geïntimeerde].
1 De procedure in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 27 juli 2017 die de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gegeven.
2 De procedure in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift van ABN AMRO van 25 oktober 2017 (met producties).
2.2
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald.
2.3
ABN AMRO verzoekt in hoger beroep, samengevat, (A) de beschikking van de voorzieningenrechter te vernietigen en (B) de authentieke akte d.d. 3 juli 2006 met kenmerk hypotheek 87.51.47.399, verleden door mr. Anne de Bruin, kandidaat-notaris te Leeuwarden, te waarmerken als Europese executoriale titel als bedoeld in de Verordening (EG) Nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (Pb EU L 143).
3 Het verzoek en de beslissing in eerste aanleg
3.1
ABN AMRO heeft in eerste aanleg op de voet van artikel 7 Uitvoeringswet van de Verordening (EG) Nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (hierna: Uitvoeringswet EET-Verordening) verzocht dat de voorzieningenrechter de op 3 juli 2006 tussen haar en [geïntimeerde] verleden notariële hypotheekakte waarmerkt als een Europese executoriale titel als bedoeld in de Verordening (EG) Nr. 805/2004 (hierna: de EET-Verordening).
3.2
De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen op de grond dat geen sprake is van een authentieke akte inzake een niet-betwiste schuldvordering als bedoeld in de EET-Verordening. Daartoe heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de - na uitwinning van de woning waarop het hypotheekrecht rustte - resterende schuldvordering van € 85.823,19 niet uitdrukkelijk bij authentieke akte wordt erkend door [geïntimeerde] .
4 De beoordeling van de grieven en het verzoek in hoger beroep
4.1
Het beroep is tijdig ingesteld.
4.2
Overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Uitvoeringswet EET-Verordening is [geïntimeerde] niet opgeroepen.
4.3
De grieven zijn gericht tegen de afwijzing van het verzoek tot EET-waarmerking van de hypotheekakte. Zij lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.4
Het hof stelt het volgende voorop. Doel van de EET-Verordening is om de tenuitvoerlegging van beslissingen over niet-betwiste geldvorderingen in een andere lidstaat dan die waar die beslissing is gegeven, sneller en eenvoudiger te maken, door de tussenmaatregelen die in de lidstaat van tenuitvoerlegging moeten worden genomen voordat de beslissing ten uitvoer kan worden gelegd, af te schaffen. Paragraaf 5 van de considerans van de EET-Verordening omschrijft het begrip "niet-betwiste schuldvorderingen" als volgt: "alle situaties waarin een schuldeiser, gelet op het feit dat gebleken is dat de schuldenaar de aard of de omvang van een schuldvordering niet betwist, een gerechtelijke beslissing tegen deze schuldenaar heeft verkregen of een executoriale titel waarmee de schuldenaar uitdrukkelijk moet instemmen, in de vorm van een door een gerecht goedgekeurde schikking of een authentieke akte." Artikel 3 lid 1 EET-Verordening bepaalt dat een schuldvordering als niet-betwist wordt beschouwd indien, voor zover hier van belang, (d) de schuldenaar bij authentieke akte uitdrukkelijk de schuldvordering heeft erkend.
4.5
ABN AMRO heeft op basis van de hypotheekakte haar hypotheekrecht uitgeoefend en de woning waarop het hypotheekrecht rustte, verkocht. Volgens ABN AMRO resteert per 20 oktober 2017 een restschuld van € 86.312,24. Blijkens de specificatie van dit bedrag in de brief van haar incassogemachtigde aan [geïntimeerde] van 20 oktober 2017 (productie D), waarnaar ABN AMRO verwijst, bestaat dit bedrag uit een hoofdsom van € 74.376,93, vermeerderd met rente en kosten. ABN AMRO betoogt dat deze (rest)vordering voldoende bepaald is in de hypotheekakte, zodat de akte daarvoor in Nederland een executoriale titel oplevert. ABN AMRO voert daartoe het volgende aan: - in de hypotheekakte wordt zekerheid verleend voor de betaling van een schuld ad € 113.114,- uit een geldlening d.d. 8 juni 2016; - in de hypotheekakte zijn bepalingen opgenomen over de rente en aflossing en is expliciet vermeld dat de hypotheek wordt verleend tot zekerheid van de betaling van de geldlening en de verschuldigde renten, vergoedingen en kosten; - artikel 11 van de Algemene Voorwaarden (hierna: AV) bepaalt dat de administratie van de bank tot volledig bewijs strekt, behoudens tegenbewijs van de schuldenaar. Volgens ABN AMRO is hiermee voldaan aan het vereiste dat uit de hypotheekakte blijkt langs welke weg, op voor de schuldenaar bindende wijze, de grootte van het verschuldigde bedrag (in dit geval de restschuld) kan worden vastgesteld (HR 26 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0646 en HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4889). Hetzelfde geldt volgens ABN AMRO voor de bijkomende kosten. Ter onderbouwing hiervan beroept zij zich op het volgende: - artikel 6 lid 1 AV bepaalt dat de schuldenaar bij niet tijdige betaling vertragingskosten (1% van het verschuldigde bedrag per maand) verschuldigd is; - in artikel 8 lid 1 AV is overeengekomen dat [geïntimeerde] alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. ABN AMRO betoogt dat [geïntimeerde] de aard en omvang van de schuld uitdrukkelijk erkend heeft in de hypotheekakte, zodat sprake is van een niet-betwiste schuldvordering. Hieraan doet volgens ABN AMRO niet af dat inmiddels een deel van de erkende vordering is voldaan.
4.6
Het hof overweegt als volgt. De (oorspronkelijke) geldlening waarvoor hypotheek is verstrekt en die is vastgelegd in een authentieke (hypotheek)akte is niet betwist. In zoverre wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3 EET-Verordening. Verder geldt dat de hypotheekakte ook na uitwinning zijn executoriale kracht blijft behouden voor de restantschuld (ECLI:NL:HR:2013:BY4889), als de bestaande vordering met voldoende bepaaldheid is omschreven. Daaraan voldoet deze hypotheekakte, nu hieruit blijkt langs welke weg, de aard en de omvang van de restschuld op (een voor de schuldenaar bindende wijze kan) worden vastgesteld. Dit leidt tot het oordeel dat ook voor de restschuld geldt dat er sprake is van een schuldvordering die bij authentieke akte is erkend. De authentieke (hypotheek)akte leent zich dan ook voor waarmerking als Europese executoriale titel.
4.7
De grieven slagen. Het verzoek van ABN zal worden toegewezen.
5 De beslissing Het hof, rechtdoende in hoger beroep: vernietigt de beschikking van de voorzieningenrechter te Leeuwarden van 27 juli 2017
en opnieuw rechtdoende:
wijst toe het verzoek tot waarmerking als Europese executoriale titel de authentieke akte d.d. 3 juli 2006 met kenmerk hypotheek 87.51.47.399, verleden door mr. Anne de Bruin, kandidaat-notaris te Leeuwarden, als bedoeld in de Verordening (EG) Nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (Pb EU L 143).
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.E. Weening, J.H. Kuiper en I. Tubben en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
16 januari 2018.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: