3.6
In december 2016 hebben twee leden van de RvT, [lid RvT 1] en [lid RvT 2] , met [verweerder] gesproken over een transitie naar een nieuwe bestuurder. Naar aanleiding van een aan hem toegezonden verslag van dit gesprek, heeft [verweerder] in een e-mail aan [lid RvT 1] onder meer het volgende geschreven: “Ik heb aangegeven in gesprek te willen over een transitie van de huidige bestuurder naar een nieuwe. Die transitie zal op enig moment plaatsvinden De tijd range ligt dan tussen nu en de datum waarop ik mijn pensioengerechtigde leeftijd bereik. Er zijn daarbij diverse factoren genoemd zoals:
- Het belang van [verzoekster] : de missie waar 35 jaar geleden door de huidige bestuurder aan begonnen is, zal na de laatste fase van de reorganisatie en een korte periode van inregelen van de nieuwe top structuur gerealiseerd zijn. Waarschijnlijk is dit eind 2017 de situatie, waarmee de organisatie in een andere fase komt. In deze volgende fase moet er geconsolideerd worden. Het is de vraag of de huidige bestuurder die een visionair en bouwer is en niet primair een consolidator, de juiste man op de juiste plaats is.
- Het belang van de bestuurder: Het besturen begint zwaarder te worden, mede gezien de leeftijd en de andere energie en stijl die gevraagd wordt, optimalisatie in plaats van opbouwen. Het is zinvol na te denken over verdere invulling en zingeving voor het (werkzame) leven.
In dat ruime kader moet het gesprek geplaatst worden waarbij aan de orde was dat de proceskant van een dergelijke transitie verkend moet gaan worden. Daarbij zijn diverse punten aan de orde geweest zoals: - een mogelijk tijdspad, waarbij we filosoferenderwijs uitkwamen op een stip op de horizon van bijvoorbeeld
1 januari 2018
met een plus of min marge van 6 maanden.”
3.7
Begin 2017 is de laatste fase van de organisatiewijziging aangebroken en hebben [verweerder] , [lid RvT 1] en [lid RvT 2] , gesprekken gevoerd over de wijziging van de bestuursstructuur en daarmee samenhangende onderwerpen. Deze gesprekken zijn gevoerd onder leiding van een externe procesbegeleider, [externe procesbegeleider] . In het verslag van [externe procesbegeleider] van 10 maart 2017, naar aanleiding van een gesprek op 23 februari 2017, is te lezen, voor zover van belang:
“De raad van toezicht en de raad van bestuur van [verzoekster] zijn het gesprek met elkaar gestart over de komende bestuurswisseling. Het gesprek vindt daadwerkelijk plaats tussen de remuneratiecommissie van de raad van toezicht (RvT), bestaande uit [lid RvT 1] en [lid RvT 2] en [verweerder] , bestuurder. [externe procesbegeleider] (…) is gevraagd dit proces te begeleiden en de resultaten ervan vast te leggen. (…) Over de inhoud van deze lijnen en de daarin te zetten stappen bestaat tussen partijen overeenstemming, over de resultaten nog niet. Het bereiken van die resultaten is onderdeel van het verdere proces.
De volgende lijnen zijn te onderscheiden:
A. Datum voor de bestuurswisseling.
B. Regeling voor het vertrek van [verweerder] .
C. Nieuwe invulling van de RvB.
D. Communicatie intern en extern.
(…)
A. Datum voor de bestuurswisseling
Remuneratiecommissie en bestuurder zijn het er over eens geworden dat er na de afronding en borging van de lopende reorganisatie een goed moment is om tot een bestuurswisseling over te gaan. (…) Tussen remuneratiecommissie en bestuurder bestaat er overeenstemming over dat de bestuurswisseling zal plaatsvinden tussen 1 januari 2018 en 1 april 2018. Er bestaat ook overeenstemming over dat dit een goed moment zou zijn waarop [verweerder] zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid neerlegt en een andere raad van bestuur (RvB) aantreedt. Beide keuzen zijn in het belang van [verzoekster] . De genoemde overeenstemming betekent nog niet dat [verweerder] heeft ingestemd met zijn vertrek op dit moment. Over het vertrek van [verweerder] moet nog overeenstemming worden bereikt in de volgende lijn.
De volgende concrete afspraken zijn gemaakt:
1. Een goed moment voor een bestuurswisseling bij [verzoekster] ligt tussen 1 januari 2018 en 1 april 2018.
2. De uiteindelijke datum voor dit moment wordt bepaald door de voortgang van de reorganisatie en de borging daarvan.
3. De bestuurder kan na 1 april 2017 duidelijkheid geven over de vroegste datum, die hij verantwoord vindt. De bestuurder zal die duidelijkheid geven in een notitie met overwegingen en motivatie, resulterend in een voorstel voor één datum tussen 1/1/18 en 1/4/18. Die notitie is zodanig tijdig gereed dat deze besproken kan worden tussen bestuurder en remuneratiecommissie en vervolgens voor finale besluitvorming voorligt in de raad van toezicht vergadering van 24 mei 2017. Op 24 mei 2017 ligt dus de datum voor de bestuurswisseling in het eerste kwartaal van 2018 vast.
4. De bestuurswisseling betekent dat [verweerder] zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid op die datum neerlegt en een andere RvB aantreedt.
5. De gemaakte afspraken betekenen nog niet dat [verweerder] heeft ingestemd met zijn vertrek. Het bereiken van overeenstemming daarover is een andere (parallelle) lijn.
(…)
B. Regeling voor het vertrek van [verweerder]
Partijen zijn het er over eens dat gestreefd moet worden naar een vertrek van [verweerder] via een ontbindingsovereenkomst, waarin beide partijen zich kunnen vinden, en met een mooi en waardig afscheid. Die overeenkomst is nog niet bereikt en de opvattingen over wat een goede regeling is, liggen nog ver uiteen. [verweerder] heeft te kennen gegeven niet zelf ontslag te zullen nemen. Er moet dus of overeenstemming over het vertrek van [verweerder] bereikt worden of de RvT moet een procedure starten om [verweerder] te ontslaan. De RvT vindt dat bij vertrek van [verweerder] de spelregels uit de WNT moeten gelden, waarbij de ontslagvergoeding maximaal € 75.000 is. [verweerder] is van mening dat zijn vigerende arbeidsovereenkomst hem recht geeft op een veel hogere vergoeding, waarbij hij als indicatie € 500.000 heeft genoemd. (…)
De volgende concrete afspraken zijn gemaakt:
7. Partijen zijn het er over eens dat gestreefd moet worden naar een vertrek van [verweerder] via een vaststellingsovereenkomst, waarin beide partijen zich kunnen vinden, en met een mooi en waardig afscheid.
8. De RvT vindt dat bij vertrek van [verweerder] de spelregels uit de WNT moeten gelden, waarbij de ontslagvergoeding maximaal € 75.000 is. [verweerder] heeft daarover een andere opvatting.
9. De remuneratiecommissie heeft [verweerder] uitgenodigd om zijn visie en wensen te concretiseren en op schrift te zetten.
10. [verweerder] heeft zich bereid verklaard aan dat verzoek van de remuneratiecommissie te voldoen. Hij zal zijn visie en wensen kenbaar maken.
11. Bij voorkeur is dat voorstel beschikbaar voor het volgende overleg op 14 maart a.s. Als dat niet lukt, gezien de vakantie van [verweerder] , dan zal hij in ieder geval met een voorzet komen.
12. Partijen streven er naar ruim voor 24 mei 2017 overeenstemming over de vertrekregeling te krijgen of vast te stellen dat die overeenstemming niet mogelijk is en dat een juridische procedure gestart moet worden.
(…)
C. Nieuwe invulling van de RvB
Op 21 februari a.s. is bevestigd wat de rol van beide partijen is om tot een nieuwe invulling van de RvB te komen. Het is de verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de RvT om te beslissen over de structuur van de RvB en over de personele invulling. De zittende bestuurder heeft daarin uitsluitend een adviserende rol; hij heeft wel invloed, maar geen bevoegdheid in deze lijn. De remuneratiecommissie heeft uitgesproken de bestuurder tijdig in de gelegenheid te stellen zijn advies te geven.
De datum van de bestuurswisseling ligt tussen 1 januari 2018 en 1 april 2018. Op 24 mei 2017 wordt de exacte datum door de RvT vastgesteld. Op die datum in 2018 vindt de daadwerkelijke bestuurswisseling plaats en moet dus voorzien zijn in een nieuwe invulling van de RvB. De voorbereidingen daarvoor kunnen nu al ter hand genomen worden. Daarbij moet de RvT onder andere de volgende vragen beantwoorden:
- Blijft de RvB structuur met een eenhoofdige RvB gehandhaafd?
- Zoeken we eerst een interim-bestuurder of zoeken we direct naar iemand die zich voor langere termijn bindt?
- In het laatste geval: kiezen we voor een overeenkomst voor onbepaalde tijd of voor 4 of 5 jaar?
- Wat voor iemand zoeken we? Wat is ons eigen beeld van het profiel?
(…)
De volgende concrete afspraken zijn gemaakt:
13. De RvT beraadt zich op 15 maart a.s. met begeleiding van [externe procesbegeleider] en in aanwezigheid van [verweerder] over de hiervoor genoemde vragen.
(…)
D. Communicatie
Tussen de remuneratiecommissie en de bestuurder is afgesproken dat er intern en extern pas over de bestuurswisseling wordt gecommuniceerd als er voldoende duidelijkheid is. De gedachte was dat die duidelijkheid er op 1 april a.s. zou kunnen zijn. Gelet op de gemaakte afspraken is die duidelijkheid er nu op 24 mei a.s. Dan is duidelijk wat de exacte datum van de bestuurswisseling is en of het gelukt is om tussen [verzoekster] en [verweerder] overeenstemming te bereiken over diens vertrek op die datum. Daarna kan de communicatie gestart worden.
De remuneratiecommissie en [verweerder] samen zullen voor die tijd een plan opstellen voor deze communicatie.
De volgende concrete afspraken zijn gemaakt:
15. Communicatie over de bestuurswisseling vindt plaats na 24 mei a.s. als de datum bekend is en duidelijk is of overeenstemming met [verweerder] over diens vertrek is bereikt.
16. Op 15 maart a.s. inventariseert de RvT wat hij belangrijke elementen voor de communicatie vindt.
17. (…)”.
3.10
In het overleg van 20 april 2017 hebben [verweerder] , [lid RvT 1] , [lid RvT 2] en [externe procesbegeleider] geconcludeerd dat de standpunten ver uiteen liggen en dat de kans op een minnelijke regeling voor vertrek van [verweerder] daardoor klein is. In het verslag van deze bijeenkomst is de volgende conclusie opgenomen:
“Conclusie
Partijen stellen vast dat zij niet tot overeenstemming over beëindiging van het dienstverband van [verweerder] kunnen komen. De standpunten liggen daarvoor te ver uit elkaar.
Van de drie opties op pagina 3 van het verslag d.d. 23 maart vallen er dus twee af:
I. De [verweerder] neemt geen vrijwillig ontslag en is alsdan voornemens tot zijn pensioen aan te blijven als bestuurder van [verzoekster] .
II. [verzoekster] en [verweerder] bereiken geen overeenstemming over het beëindigen van het dienstverband van de heer [verweerder] en de condities daarbij.
Dan blijven er twee mogelijkheden over:
III. [verzoekster] ontslaat [verweerder] op enig moment, eerder dan zijn pensioendatum.
IV. [verweerder] blijft tot zijn pensionering bestuurder van [verzoekster] . RvT en [verweerder] maken afspraken over de ‘opdracht’ van [verweerder] voor de komende jaren en over de samenwerking tussen de bestuurder en de RvT. Conform de huidige regelgeving ligt de pensioendatum van [verweerder] midden 2022.
Deze situatie leidt ertoe dat de afspraak 3 uit lijn A uit het verslag d.d. 10 maart 2017 herzien moeten worden. Bij het ontbreken van overeenstemming met [verweerder] over zijn vertrek, mag van hem niet verwacht worden dat hij in zijn hoedanigheid als bestuurder een notitie maakt over een bestuurswisseling in 2018. Wel zal de bestuurder via een notitie de RvT in mei informeren over de voortgang van de reorganisatie en de borging daarvan. Hij zal zijn visie geven op de wenselijkheid en mogelijkheid om begin 2018 tot aanpassing van de besturing van [verzoekster] (waarvan [verweerder] in dat geval in zijn optiek onderdeel is) te komen.
Nu is vastgesteld dat [verweerder] en de RvT van [verzoekster] niet tot overeenstemming komen tot een regeling voor een minnelijk vertrek van [verweerder] , lopen de belangen van de partijen uit elkaar. Verder overleg in deze vorm heeft geen zin meer.
De remuneratiecommissie zal de ontstane situatie rapporteren aan de RvT. De RvT zal zich over de situatie beraden en daarover in zijn vergadering van 30 mei 2017 beslissingen nemen en daarover zo snel mogelijk [verweerder] informeren. Afhankelijk van de uitkomst zal ook de (aard van de) communicatie met de organisatie daarin worden meegenomen.
[verweerder] geeft aan dat hij een eventueel besluit van de RvT om hem te ontslaan zowel arbeidsrechtelijk als vennootschapsrechtelijk zal aanvechten.”