[appellant] vordert - samengevat - in principaal hoger beroep dat het hof het tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde gewezen vonnis van 10 augustus 2016 zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad,
primair
I. voor recht zal verklaren dat het aan [appellant] per 1 oktober 2015 gegeven ontslag kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7:681 van het Burgerlijk Wetboek (BW) oud;
II. [geïntimeerde] zal veroordelen om uiterlijk twee dagen na betekening van het te wijzen arrest over te gaan tot herstel van de dienstbetrekking met [appellant] en hem onmiddellijk en onvoorwaardelijk weer te werk te stellen in zijn voormalige functie van netwerksysteembeheerder met de daarbij behorende taken, bevoegd- en verantwoordelijkheden, een en ander onder gelijkblijvende primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden als behorend bij deze functie, althans een andere passende functie mits onder dezelfde primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, althans een zodanige voorziening te geven als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] in gebreke mocht blijven aan het arrest te voldoen;
III. [geïntimeerde] tevens zal veroordelen tot betaling van het gederfde inkomen vanaf
1 november 2015 tot het feitelijk herstel van de dienstbetrekking;
IV. [geïntimeerde] voorts zal veroordelen om uiterlijk twee dagen na betekening van het arrest [appellant] op passende wijze, naar genoegen van [appellant] , schriftelijk te rehabiliteren in zijn werkomgeving en naar externe relaties van [geïntimeerde] , althans op een wijze als het hof in goede justitie vermeet te behoren, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] in gebreke blijven aan het arrest te voldoen;
subsidiair
I. [geïntimeerde] zal veroordelen om aan [appellant] te voldoen € 313.598,- bruto ter zake van geleden respectievelijk te lijden inkomensschade;
II. [geïntimeerde] zal veroordelen om aan [appellant] te voldoen € 81.786,- bruto ter zake van ouderdoms- en nabestaandenpensioen alsmede een bedrag van € 15.204,- ter zake van gederfde respectievelijk te derven pensioenpremie;
voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg, 22 december 2015, tot de voldoening;
zowel primair als subsidiair
I. [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling aan [appellant] van € 9.461,87 exclusief btw ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit arrest tot de voldoening;
II. [geïntimeerde] voorts te veroordelen in de proceskosten.