De Jaguar was voor aansprakelijkheid en beperkt casco verzekerd bij ASR. De bij de verzekeringsovereenkomst tussen ASR en de vader van [appellant] (hierna: vader [appellant] ) behorende Bijzondere Voorwaarden luiden – voor zover in dit kader relevant – als volgt.
Bijzondere Voorwaarden Personenautoverzekering Aansprakelijkheid:
Artikel 4
Omvang van de dekking
(…)
2. Wij bieden dekking voor de aansprakelijkheid van de verzekerden voor schade die met of door de personenauto aan personen en/of zaken wordt toegebracht, (…).
(…)
Artikel 9
Aanvullende uitsluitingen
(…)
Wij verlenen geen dekking voorschade die is ontstaan:
(…)
3.
Rijbewijs
als de feitelijke bestuurder niet in het bezit is van een geldig wettelijk voorgeschreven rijbewijs voor de personenauto, (…).
(…)
Ook verlenen wij geen dekking voor de aansprakelijkheid voor:
7. schade die is veroorzaakt door een persoon die niet uitdrukkelijk of stilzwijgend van een daartoe bevoegde persoon toestemming heeft gekregen om als bestuurder of als passagier gebruik te maken van de personenauto;
(…)
De uitsluitingen in lid 1 t/m 4 gelden niet voor de verzekerde die aantoont dat de genoemde omstandigheden zich buiten zijn medeweten en tegen zijn wil hebben voorgedaan en dat hem redelijkerwijs geen verwijt treft.
Bijzondere Voorwaarden Personenautoverzekering Casco Beperkt:
Artikel 4
Omvang van de dekking:
Wij bieden dekking voor de schade aan of het verlies van de personenauto door een van de volgende gebeurtenissen:
(…)
3. diefstal, braak, verduistering, oplichting, joyriding, vermissing en poging tot diefstal, braak en joyriding;
(…)
Artikel 8
Aanvullende uitsluitingen
(…)
Wij verlenen geen dekking voor schade die is ontstaan:
(…)
3.
Rijbewijs
als de feitelijke bestuurder niet in het bezit is van een geldig wettelijk voorgeschreven rijbewijs voor de personenauto, (…)
(…)
Wij verlenen geen dekking voor schade door diefstal en joyriding:
7.
Onvoldoende zorg
als de verzekerde niet de normale voorzichtigheid in acht heeft genomen om joyriding/diefstal te voorkomen. Hiervan is in ieder geval sprake wanneer de verzekerde de personenauto onbeheerd heeft achtergelaten terwijl hij:
- deze niet goed heeft afgesloten en/of
- de sleutel(s) daarop of daarin heeft achtergelaten;
(…)
De uitsluitingen in lid 1 t/m 5 en 7 gelden niet voor de verzekerde die aantoont dat de genoemde omstandigheden zich buiten zijn medeweten en tegen zijn wil hebben voorgedaan en dat hem redelijkerwijs geen verwijt treft.