5.2
Aan de vordering heeft Eurofintus de kredietovereenkomst van 11 mei 2010 ten grondslag gelegd, in de nakoming waarvan [geïntimeerden] c.s. zodanig toerekenbaar zijn tekortgeschoten dat het restantsaldo ineens opeisbaar is geworden. Eurofintus heeft gesteld dat naast het opgenomen kredietbedrag [geïntimeerden] c.s. op basis van de overeenkomst en de artikelen 3 en 8 van de algemene voorwaarden (Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet 11-2009) een kredietvergoeding en een vertragingsvergoeding aan haar zijn verschuldigd.
5.3
Het hof overweegt als volgt. De kredietovereenkomst is een krediettransactie als bedoeld in de Wet op het Consumentenkrediet (Wck). Op de kredietovereenkomst is de (oude) Wck van toepassing, zoals die gold ten tijde van het tot stand komen van de kredietovereenkomst.
5.4
De algehele opeising van het krediet heeft Eurofintus gebaseerd op artikel 9 sub a van de toepasselijke algemene voorwaarden (Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet 11-2009). Op grond van dit artikel, dat overeenstemt met artikel 34 Wck, is het door de kredietnemer verschuldigde vervroegd opeisbaar indien: “Kredietnemer gedurende ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag en na daartoe in gebreke te zijn gesteld nalatig blijft in de nakoming van betalingsverplichtingen.” Uit de door Eurofintus overgelegde producties blijkt dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] op
15 juli 2016 in gebreke zijn gesteld voor een achterstand van meer dan twee maanden, dat daarop geen volledige betaling heeft plaatsgevonden en dat het saldo bij brief van
26 november 2016 ineens is opgeëist. Het hof stelt vast dat daarmee aan deze bepaling is voldaan.
5.5
Artikel 34 Wck geeft een limitatieve opsomming van de toegestane vormen van kredietvergoeding. In deze zaak, waar sprake is van een kredietovereenkomst met een variabele kredietvergoeding, zijn enkel de kredietvergoedingen van belang die in artikel 34 sub a en b van de Wck worden genoemd. De kredietvergoeding sub a is de reguliere kredietvergoeding die verschuldigd is bij afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de transactie. De kredietvergoeding sub b (de vertragingsvergoeding) is de vergoeding die verschuldigd wordt ingeval de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de transactie.
5.6
De kredietvergoeding als bedoeld in artikel 34 aanhef en sub a Wck zijn partijen overeengekomen in de kredietovereenkomst en artikel 3 van de toepasselijke algemene voorwaarden. De vertragingsvergoeding als bedoeld in artikel 34 aanhef en sub b Wck zijn partijen overeengekomen in artikel 8 van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden.
5.7
De (variabele) kredietvergoeding die door Eurofintus gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst in rekening is gebracht (productie 13) is conform de overeenkomst. Niet weersproken is dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] van de rentewijzigingen op de hoogte zijn gebracht. De verschuldigde rente is ten laste van het krediet geboekt (productie 7).
5.8
Na de datum van algehele opeising zijn [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] de in artikel 8 van de algemene voorwaarden overeengekomen vertragingsvergoeding niet alleen verschuldigd geraakt over vervallen en niet betaalde termijnbedragen, maar over het gehele uitstaande saldo (waarin begrepen de vervallen en niet betaalde termijnbedragen en de op grond van de kredietovereenkomst verschuldigd geworden kredietvergoeding). Immers, door de algehele opeising van het uitstaande saldo hebben [geïntimeerden] c.s. het recht verloren om in termijnen te betalen en is de overeengekomen kredietverlening geëindigd. Dat betekent dat [geïntimeerden] c.s. vanaf de datum van algehele opeising de kredietvergoeding die is overeengekomen in de kredietovereenkomst niet langer verschuldigd zijn. In plaats van die kredietvergoeding zijn [geïntimeerden] c.s. vanaf de datum van algehele opeising over het hele uitstaande saldo de vertragingsvergoeding verschuldigd, welke vergoeding overigens wordt berekend op basis van hetzelfde percentage als dat van de kredietvergoeding (artikel 8 van de algemene voorwaarden).
5.9
Het voorgaande betekent dat de grief van Eurofintus tegen het bestreden vonnis slaagt en het bestreden vonnis zal worden vernietigd. [geïntimeerden] c.s. zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan Eurofintus als in het dictum is weergegeven. [geïntimeerden] c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partij hoofdelijk in de proceskosten in beide instanties worden veroordeeld. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Eurofintus zullen worden vastgesteld op € 1.049,59 aan verschotten en op € 678,- aan (1,5 punt, tarief II) salaris advocaat (1,5 punt, tarief II) en in hoger beroep op € 2.097,- aan verschotten en op € 1.074,- aan salaris advocaat (1 punt, tarief II). Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden van 11 juli 2017 en doet opnieuw recht:
veroordeelt [geïntimeerden] c.s. hoofdelijk tot betaling aan Eurofintus tot een bedrag van
€ 18.495,14, te vermeerderen met de samengestelde vertragingsrente van 6,4 % per jaar vanaf 9 mei 2017 tot en met de dag van volledige voldoening;
veroordeelt [geïntimeerden] c.s. hoofdelijk in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Eurofintus wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op
€ 1.049,59 voor verschotten en op € 2.097,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 2.097,- voor verschotten en op € 1.074,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [geïntimeerden] c.s. hoofdelijk in de nakosten, begroot op € 157,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en
ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving
én betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin opgenomen veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. I. Tubben, mr. J.H. Kuiper en mr. J. Smit en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
30 oktober 2018.