De tenlastelegging
Voor zover in hoger beroep aan de orde is aan de verdachte – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
A.
hij op of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 8 februari 2016 te Houten en/of Bussum en/of Tilburg, althans in Nederland opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [benadeelde] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door verschillende artikelen en/of e-mails te schrijven en/of voornoemde artikelen op websites te plaatsen en/of interviews af te geven waarin wordt gezegd/geschreven/gesteld dat
- geschiedenisleraar [benadeelde] ( [benadeelde] ) uit [plaats] het boek "Mein Kampf" verkoopt/verkocht;
B.
hij op of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 8 februari 2016 te Houten en/of Bussum en/of Tilburg, althans in Nederland opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [benadeelde] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door verschillende artikelen en/of e-mails te schrijven en/of voornoemde artikelen op websites te plaatsen en/of interviews af te geven waarin wordt gezegd/geschreven/gesteld dat
- [benadeelde] organisator is van een nazibeurs en dat op deze beurs o.m. verboden exemplaren van Mein Kampf en verboden nazidolken worden verkocht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De rechtbank heeft bewezen geacht dat de uitlatingen onder a en b een smadelijk karakter hebben en dat verdachte daarmee de eer en goede naam van [benadeelde] heeft aangetast. Ten aanzien van de uitlatingen onder b heeft de rechtbank geoordeeld dat artikel 10 EVRM aan veroordeling in de weg staat zodat artikel 261 Wetboek van Strafrecht buiten toepassing moest worden gelaten en verdachte in zoverre ontslagen van alle rechtsvervolging
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring en veroordeling.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van een door verdachte gepleegd strafbaar feit nu de uitingen van verdachte constateringen zijn die berusten op de waarheid. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. In het bijzonder acht het hof niet bewezen dat verdachte de eer en goede naam van [benadeelde] heeft aangerand.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
[benadeelde] heeft op 3 februari 2016 aangifte gedaan tegen verdachte. Hij verklaart organisator te zijn van de militariabeurs te Houten. Op 31 januari vond de tweede editie van die beurs plaats. Op 2 februari 2016 zou verdachte een artikel hebben gepubliceerd vol met leugens met de strekking dat het nog steeds ging over een nazibeurs en dat verdachte deze keer erbij opmerkte dat hij en anderen tegen het Auschwitzcomié zouden zijn, terwijl zij dezelfde doelstelling hebben als het comité. Verdachte zou zijn naam gebruiken en hem steeds zwart maken in de media, door continu te spreken over nazibeurs. Aangever is geen nazi en wenst hiervoor [ook niet?] uitgemaakt te worden. Op 3 februari 2016 heeft [benadeelde] een klacht ingediend ter zake belediging door middel van smaad, waarbij verdachte hem als nazi betitelt.
Bericht
Het gaat om het bericht van 2 februari 2016 met de volgende groot gedrukte tekst met kop in vette letters:
“Auschwitzcomité en AFVN ontsteld door nazibeurs gelijktijdig met
herdenking Holocaust
REGIO 02 februari 2016 Door [verdachte] . Dichtbijmeeschrijver”
Daaronder is een foto afgedrukt met navolgende tekst.
“De kamervoorzitsters leggen afgelopen zondag een krans bij het Auschwitz-monument (Foto: [verdachte] )”
Daarna volgt de rest van het bericht.
“HOUTEN - AMSTERDAM, 02-02-2016 —
Het Auschwitzcomité is ‘ernstig geschokt en ontsteld’ dat er
tijdens de nationale Holocaust-herdenking op zondag gelijktijdig een grote beurs met nazispullen plaatsvond in Houten (Utrecht).
Dat zegt voorzitter [betrokkene 1] van het comité. Op deze beurs worden o.m. verboden exemplaren van Mein Kampf en verboden nazidolken verkocht. [betrokkene 1] steunt de AFVN-Bond van Antifascisten die deze beurzen al langer bestrijdt. [betrokkene 1] dringt met de AFVN politici en bestuurders aan op een totaal verbod op particuliere handel in nazispullen.
Ook de AFVN acht het volkomen ongelofelijk dat deze grote landelijke beurs met
nazispullen plaatsvond, terwijl 1.600 mensen in Amsterdam de Holocaust herdachten bij het Auschwitzmonument.
[betrokkene 1] : “Ik wist maandag niet wat ik van de AFVN hoorde. Op 40 km van de plek waar mensen de allergrootste misdaad van de Westerse geschiedenis herdenken, wordt op hetzelfde moment, zondagochtend, vrijelijk gehandeld in de voorwerpen die daarvoor gebruikt zijn. Ik vind dat schokkend en ongelofelijk. Deze handel in nazirelikwieën moet
absoluut gestopt worden.”
Woordvoerder [verdachte] van de AFVN:
“Op die beurs verkopen handelaren letterlijk duizenden artikelen met kleine en
grote hakenkruizen erop, helmen, SS-uniformen, sommige ook gloednieuw
zoals nazivlaggen. Daar worden ook verboden exemplaren van Mein Kampf en
nazidolken verkocht.
Contact
[verdachte] voegt eraan toe: “Het is onbegrijpelijk, het lijkt wel of de organisatoren een
verbod op deze beurs willen uitlokken. We hebben uitvoerig contact met hen
gehad, zoals met organisator [betrokkene 2] uit [plaats] of geschiedenisleraar [benadeelde]
uit [plaats] , die Mein Kampf verkocht, maar ze willen niet stoppen.
Dit is nu voor ons de limiet, de absolute grens, het is nu over en uit.”
De kamervoorzitsters leggen afgelopen zondag een krans bij het Auschwitz-monument .
De woordvoerder werd bij een bezoek aan de beurs in december al licht mishandeld, terwijl daar toen ook een bekende Nederlandse neonazi gespot en gefotografeerd werd,
[betrokkene 3] , die flyerde voor een extreemrechtse partij.
De bond had ook bij de gemeente Houten twee weken terug aangedrongen de beurs te stoppen. De burgemeester De Jong van Houten vond dat niet nodig,
zo liet hij enkele dagen voor de beurs aan de AFVN weten. Zijn collega hertog in
Huizen (N-H) heeft de beurs echter, met steun van zijn voltallige raad, voorjaar
2015 juist verboden.
Kamerleden
De AFVN heeft al Kamerleden en andere politici benaderd om te helpen hier zo snel mogelijk een einde aan te maken en gaat daar met de steun van het Auschwitzcomité extra werk van maken. Op deze beurs worden o.m. verboden echte exemplaren van Mein Kampf verkocht, plus verboden nazidolken. Volgens de AFVN
levert dat misdrijven tegen het ‘discriminatieartikel’ 137 in het Wetboek van
Strafrecht op, en de bond wijst op een aantal uitspraken van rechtbanken
daarover. Overleg met de organisatoren heeft niets opgeleverd.
Verboden in Huizen NH
Door optreden van de AFVN en met steun van gemeenten en Joodse organisaties heeft de bond deze beurs dit voorjaar kunnen verdrijven uit Huizen (N-H). De hoop van de bond was dat de organisatoren het er na 35 jaar bij zouden laten, maar beurs dook echter begin december weer op in Houten bij Utrecht. Ook daar is de AFVN tegen opgetreden, maar dat leidde alleen tot mishandeling van de woordvoerder en een strafklacht.
Dit voorjaar heeft de bond samen met de gemeente en met steun van Joodse en andere organisaties de beurs kunnen verdrijven uit Huizen (N-H). De hoop was dat de organisatoren het er na 25 jaar bij zouden laten, maar beurs dook echter begin december weer op in Houten bij Utrecht. Ook daar is de AFVN tegen opgetreden, maar dat leidde alleen tot de eerder vermelde mishandeling van de woordvoerder en een strafklacht tegen
de Organisatie.”
Er is sprake van telastlegging van een "bepaald feit" als bedoeld in art. 261 Sr, indien het feit op een zodanige wijze door de verdachte is ten laste gelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake indien het "feit" niet het gedrag van de betrokkene betreft maar een eigenschap die hem wordt toegedicht en evenmin, zo het wel gaat om diens gedrag, indien dat gedrag slechts in algemene termen wordt geduid en derhalve niet wordt toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging (vgl. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1171, NJ 2009/541).
Of bij uitlatingen sprake is van een aanranding van iemands eer en goede naam is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder omstandigheden het gedrag van de persoon die stelt in zijn eer en goede naam aangerand te zijn van belang zijn.
Het EHRM heeft onder meer in zijn uitspraak van 18 oktober 2018 in de zaak Annen overwogen:
In order for Article 8 to come into play, however, an attack on a person’s reputation must attain a certain level of seriousness and be made in a manner causing prejudice to personal enjoyment of the right to respect for private life (…).
Het hof is van oordeel dat deze overweging mutatis mutandis ook opgaat voor de beantwoording van de vraag of door bepaalde uitlatingen iemands eer of goede naam wordt aangetast.
Het hof stelt voorop dat de beurs algemeen gericht was op voorwerpen uit onder meer de Tweede Wereldoorlog, waarbij de herkomst en aard van de voorwerpen kennelijk niet op een of andere wijze was beperkt. Op de beurs waarvan in het bericht sprake is waren ook ‘Mein Kampf’ alsmede de in het bericht vermelde overige goederen aanwezig. [benadeelde] was mede-organisator. Het bestaan van de beurs – inclusief de omstandigheid dat zich daarop voorwerpen als in de tenlastelegging omschreven bevonden – was algemeen bekend. Het is verder van algemene bekendheid dat voorwerpen die afkomstig zijn van of associaties oproepen met het Naziregime heftige emoties kunnen oproepen. Zoals de rechtbank in haar vonnis in deze zaak overwoog: “Als organisator van een beurs waar artikelen worden verkocht die omstreden zijn, kon en moest hij voorzien dat daarop kritiek zou kunnen worden geleverd in de media.” Het hof voegt daaraan toe: ook al zou door [benadeelde] en de andere organisatoren van de beurs dezelfde doelstelling worden nagestreefd als door het Auschwitzcomité.
Verder is het hof van oordeel dat de uitlating dat [benadeelde] het boek ‘Mein Kampf’ verkoopt mede gelet op de bedoeling van de beurs en de rol van [benadeelde] daarbij niet zonder meer tenlastelegging van een bepaald feit oplevert waardoor diens eer en goede naam is aangerand. Hierbij neemt het hof in aanmerking de uitspraak van de Hoge Raad van 14 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:220) omtrent de vraag of de verkoop van ‘Mein Kampf’ strafbaar is. In verband met het karakter van de beurs is het hof van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van tenlastelegging van een bepaald feit. Het hof acht het in dit verband niet van belang of [benadeelde] zelf het boek verkocht (dan wel te koop aanbood) of niet.
Voorts blijkt uit diverse plaatsen in het bericht dat de in de tenlastelegging vermelde goederen slechts een deel vormden van de goederen die op de beurs aanwezig waren. Dat in de titel van het artikel gesproken wordt van ‘Nazibeurs’ doet daaraan niet af. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat die term alleen gebruikt is in de titel van de bijdrage van de hand van verdachte, terwijl van algemene bekendheid is dat gebruik in een titel van een bijdrage van een bepaalde, kortere minder genuanceerde term dient om de aandacht van de lezer te trekken.
De kwalificatie ‘verboden nazidolken’ acht het hof mede gelet op de strekking van de beurs en de rol van [benadeelde] daarbij evenmin tenlastelegging van een bepaald feit waardoor zijn eer en goede naam aangerand.
Over het geheel genomen is het bericht door de daarin opgenomen kritische uitlatingen over de beurs en de organisatoren vanuit een bepaalde invalshoek weliswaar tamelijk eenzijdig, maar naar het oordeel van het hof kan niet gezegd worden dat verdachte door de daarin vervatte uitlatingen – gelet op de geschetste context – de eer en/of goede naam van [benadeelde] heeft aangerand. Hij wordt naar het oordeel van het hof niet als ‘Nazi’ ‘neergezet’ door de in het bericht vervatte uitlatingen.
Voor zover men zou vinden dat wel sprake zou zijn van aanranding van de eer en/of goede naam van [benadeelde] is het hof overigens van oordeel dat het beperken van verdachtes vrijheid van meningsuiting in dit geval niet noodzakelijk zou zijn in de democratische samenleving van Nederland, als bedoeld in de rechtspraak van het EHRM over artikel 10 EVRM (zie onder meer de eerder vermelde uitspraak in de zaak Annen). Het bericht bevatte kritiek maar was, zoals hierboven is gebleken, niet onnodig grievend.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft ermee ingestemd dat zijn op 15 februari 2018 aan de advocaat-generaal gedane doch door deze afgewezen verzoek om [betrokkene 4] en [betrokkene 5] als getuigen op te vatten als een voorwaardelijk verzoek, namelijk indien het hof/de advocaat generaal zou oordelen dat [benadeelde] op de beurs Mein Kampf niet voorhanden had. Het verzoek is niet eerder bij schriftuur gedaan. Gelet op de te geven vrijspraak acht het hof het niet noodzakelijk de door de raadsman verzochte getuigen te horen, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. A. van Waarden en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.W.P. Soons, griffier,
en op 2 november 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat
dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 2 november 2018.
Tegenwoordig:
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
B.J. Berendsen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.