Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen om met [kind 3] naar [plaats] te verhuizen dient te worden afgewezen. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder de noodzaak om te verhuizen naar [plaats] niet (voldoende) aangetoond. Niet is gebleken dat de moeder haar kansen op betaald werk of haar financiële positie zal kunnen verbeteren, omdat zij, naar zij stelt, in [plaats] gemakkelijker aan werkzaamheden zal kunnen komen dan in haar oude woonplaats. Ter mondelinge behandeling heeft de moeder immers verklaard dat zij nog geen werk heeft. Daarnaast is gebleken dat de moeder nog geen woning in [plaats] heeft. Zij is sinds haar vertrek uit [woonplaats] al drie keer verhuisd en woont nu tijdelijk in een chalet in een recreatie-bungalowpark in [plaats 4] . Zij zal hoe dan ook weer moeten verhuizen nu dit een tijdelijke huurovereenkomst is. Daarmee kan niet worden geoordeeld dat [kind 3] al is ingebed in [plaats] . De raadsvertegenwoordiger heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat de verhuizing niet de door de GI en de raad verwachte rust en stabiliteit heeft opgeleverd. Er is op dit moment immers geen sprake van een stabiele woon- en werksituatie. Gelet op al het voorgaande verder kan niet worden geoordeeld dat de moeder de verhuizing goed heeft doordacht en heeft voorbereid.
Voorts is gebleken is dat de ouders onvoldoende in staat zijn in onderling overleg zaken betreffende [kind 3] met elkaar af te stemmen. Voorts is gebleken dat tussen hen sprake is van een slechte communicatie. De verhuizing van [kind 3] en de moeder brengt voorts extra kosten van het heen en weer reizen in het kader van de omgang met zich mee. De verhuizing heeft bovendien ingrijpende gevolgen voor de zorg en de frequentie van de contacten die de vader gewend was te bieden aan [kind 3] , nu de omgangsregeling op de woensdagmiddag is komen te vervallen. Daardoor is de betrokkenheid van de vader met het sociale leven van [kind 3] voor een deel komen te vervallen. Indien sprake zou zijn geweest van een soepele en open communicatie, zou wellicht in onderling overleg nog tussentijds contact kunnen plaatsvinden, maar hiertoe bestaan in dit geval geen mogelijkheden.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een verhuizing van [kind 3] naar [plaats] niet in haar belang moet worden geacht en dat het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen met [kind 3] naar [plaats] te verhuizen, moet worden afgewezen. Nu is gebleken dat de moeder inmiddels is verhuisd naar [plaats 4] en [kind 3] in [plaats] op school zit, betekent dit dat [kind 3] weer terug zal moeten verhuizen naar [woonplaats] en daar of in de omgeving van [woonplaats] voor [kind 3] een school moet worden gezocht.
Bij de afweging van de gevolgen daarvan voor [kind 3] en wat het meest in haar belang moet worden geacht overweegt het hof het volgende. In [woonplaats] had [kind 3] haar sociale setting. [kind 3] is nog niet zo zeer gehecht aan [plaats] of aan familie van de moeder of vrienden in [plaats] . Verder zal [kind 3] in [woonplaats] weer dichter bij haar beide zusjes wonen. Het hof is dan ook van oordeel dat het voor [kind 3] geen probleem moet zijn terug te verhuizen naar [woonplaats] en dat het belang van [kind 3] niet meebrengt dat zij in [plaats] moet blijven. De bijkomstigheid dat [kind 3] weer van school moet wisselen acht het hof niet dermate problematisch dat zij daarom niet zou kunnen terugverhuizen, nu zij immers pas sinds augustus 2018 op de [Y] school in [plaats] zit. Het hof ziet in het onderhavige geval aanleiding de moeder tot 1 mei 2019 de tijd geven om terug te verhuizen naar [woonplaats] . De moeder is dan in staat de terugverhuizing van [plaats] naar [woonplaats] en het zoeken van een geschikte school voor [kind 3] in [woonplaats] of in de directe omgeving van [woonplaats] goed voor te bereiden, zodat [kind 3] in staat is na de meivakantie op een nieuwe school te beginnen. De school voor [kind 3] zal door beide partijen in overleg met de GI moeten worden uitgezocht. Door de verhuizing kan de oude zorgregeling van voor de verhuizing naar [plaats] herleven.
Bij deze stand van zaken behoeft het incidenteel hoger beroep geen bespreking meer, nu niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder het ingestelde incidenteel hoger beroep is ingesteld. Dit heeft tot gevolg dat de zorg- en contactregeling zoals deze is bepaald in de echtscheidingsbeschikking van 13 oktober 2016 in stand blijft en met ingang van 1 mei 2019 herleeft.