Evergreen heeft op 22 oktober 2017 (met een aanvulling op 27 oktober 2017) tijdig ingeschreven op het ‘dienstperceel’ behandeling specialistische ggz. Om te toetsen of aan de ervaringseis is voldaan, dienden de inschrijvers bij hun inschrijving één of meer referenten op te geven. Als referent voor dit perceel heeft Evergreen het ROB Nijmegen opgegeven. Het ROB Nijmegen heeft bij navraag door de Aanbestedende dienst geantwoord dat Evergreen in 2017 geen overeenkomst met de gemeente regio Nijmegen had voor het verlenen van specialistische ggz behandelingen en dat Evergreen deze behandelingen (dus) ook nooit bij het ROB Nijmegen heeft gedeclareerd, zodat zij niet kan bevestigen dat Evergreen ten minste vijf cliënten heeft behandeld.
Bij de mondelinge behandeling is gebleken dat ten tijde van voormelde inschrijving door Evergreen vijf door haar verleende specialistische ggz behandelingen bij het ROB Nijmegen waren geregistreerd, te weten de patiënten met nummers 1325, 1375 en 1391 (productie 17 Evergreen eerste aanleg) en de patiënten [patiënt x] en [patiënt y] (productie 5 en 6 bij de memorie van grieven). Daarmee heeft Evergreen naar het oordeel van het hof voldaan aan de gestelde ervaringseis. Dat van de één (te weten: patiënt [patiënt y] ) de bekostiging nadien is ingetrokken (productie 6 bij memorie van grieven) omdat er een ‘foutief besluit is geweest vanuit de gemeente Druten’(aldus de e-mail van 14 december 2017 van (een medewerkster van) de gemeente Druten aan Contracteringregio, productie 7 bij memorie van antwoord) maakt niet dat de behandeling die heeft plaatsgevonden niet meer als ervaring mag meetellen. Hetzelfde geldt voor patiënt [patiënt x] (productie 5 bij memorie van grieven). Ook in dat geval is een beschikking afgegeven die naderhand is ingetrokken, maar waarbij vaststaat dat Evergreen de behandeling heeft verleend. En ook hier ligt aan de intrekking een fout van de gemeente (in dit geval:) Berg en Dal ten grondslag, zo volgt uit de e-mail van (een medewerkster van) de gemeente Berg en Dal aan Pennings van 4 juni 2018 (productie 8 bij memorie van antwoord) waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“ [patiënt x] hebben wij door een systeemfout voor specialistische GGZ voor de periode 2017 tot en met 31 december 2017 alsmede de periode 1 januari tot en met 5 januari 2018 een toewijzing afgegeven. Wij hebben inmiddels de toewijzing voor de periode 1 januari tot en met 5 januari 2018 ingetrokken. Er is op 12 maart 2018 een bedrag betaald € 1.5553,35 aan Evergreen.” Ter zitting is overigens gebleken dat de in de genoemde e-mails vermelde fouten zijn te herleiden tot het geschil tussen partijen of Evergreen de bestaande overeenkomst met ingang van 1 januari 2017 heeft verlengd of niet. Ook al zou de Gemeente gelijk hebben met haar verweer dat deze overeenkomst niet is verlengd, dan neemt dat niet weg dat de door Evergreen in 2017 verrichte behandelingen mogen meetellen als ervaring.
Naast deze twee gevallen die ter gelegenheid van de behandeling van het hoger beroep door Evergreen in het geding zijn gebracht, zijn de drie gevallen die Evergreen in eerste aanleg naar voren heeft gebracht, tijdens de mondelinge behandeling van dit hof besproken. Van deze drie gevallen is ook voldoende komen vast te staan dat door Evergreen in de relevante periode 2015/2016/2017 specialistische ggz zorg is verleend. In alle vijf de gevallen is ten slotte niet betwist dat het om verlenen van specialistische ggz zorg ging.
De informatie die het ROB Nijmegen de aanbestedende dienst op de vraag of Evergreen in de hier relevante jaren specialistische ggz zorg aan ten minste vijf cliënten, heeft verstrekt is dus onjuist geweest. Een dergelijke fout moet aan de Gemeente worden toegerekend, omdat het ROB Nijmegen een ondersteuningsbureau van de Gemeente is en onder de Gemeente valt.
De conclusie luidt dan ook dat Evergreen aan de ervaringseis voldoet en dat haar de opdracht moet worden gegund.