Het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) heeft in augustus 1993 de CROW-aanbeveling gepubliceerd. Paragraaf 8.4 en paragraaf 8.4.1 daarvan luiden als volgt:
‘8.4 Paaltjes op het fietspad: een noodmaatregel
Om een fietspad te beschermen tegen auto’s die erop parkeren of erover heen rijden, kunnen
paaltjes langs en/of op het fietspad worden geplaatst. Paaltjes op fietspaden veroorzaken
echter veel ongelukken, vooral op drukke fietspaden: fietsers rijden dan zo dicht op elkaar, dat alleen de voorste fietser het paaltje op tijd ziet. Ook bij duisternis zien fietsers een paaltje
dikwijls te laat.
Door een goede uitvoering kan men de hinder en het gevaar van paaltjes weliswaar
beperken, maar niet uitsluiten. De stelregel luidt dan ook:
- Paaltjes moeten alleen worden geplaatst op fietspaden die zonder paaltjes vaak door
automobilisten zouden worden gebruikt als parkeerplaats of rijbaan.
8.4.1
Richtlijnen voor de vormgeving
Voor het geval het gebruik van paaltjes onvermijdelijk is, gelden de volgende richtlijnen:
- Leid paaltjes in door markering met reliëf.
Paaltjes moeten altijd worden ingeleid met goed zichtbaar, en vooral ook voelbaar
markeringsmateriaal.
- Vaste palen verdienen de voorkeur boven uitneembare palen en opklapbare palen.
Uitneembare palen worden in de praktijk vaak moedwillig verwijderd; opklapbare
palen zijn levensgevaarlijk, omdat ze in neergeklapte toestand nog net boven de
grond uitsteken maar nauwelijks zichtbaar zijn.
- Houd rekening met voldoende ruimte voor veegwagens en invalidenwagens.
Invalidenwagens zijn voor zover bekend niet breder dan 1,10 m. De smalste types
veegwagens en sneeuwruimers zijn ongeveer even breed als een smalle auto. Het is
raadzaam tussen de paaltjes voldoende ruimte te laten voor de veegwagens. Het
voordeel dat veegwagens het fietspad kunnen schoonmaken weegt ruimschoots op tegen
het nadeel dat een enkele smalle auto tussen de paaltjes door kan.
- Een paal in het midden van een fietspad kan uitsluitend worden toegestaan als deze
boven een groepje fietsers uit te zien is.
Het verkeersbord met de fietspadaanduiding leent zich hier goed voor.
- Paaltjes mogen niet in de rijlijn van de fietser worden geplaatst.
Paaltjes moeten zo worden geplaatst dat de meeste fietsers hun koers niet hoeven
aanpassen. Dit houdt in dat er op een eenrichtingfietspad paaltjes aan weerszijden
staan, en niet een paal in het midden (tenzij de ingang van het fietspad wordt
verbreed tot 2,90 m). Op een tweerichtingenfietspad is een paal in het midden, op de
asstreep, wel gewenst.
- Parkeren vóór het paaltje moet onmogelijk zijn.
Bij een haakse uitmonding van een fietspad op een weg moet worden voorkomen dat
vlak voor het paaltje of de paaltjes een parkeerplek ontstaat (…)
- Paaltjes moeten haaks op de rijrichting van de fietsers worden geplaatst.
Als dit niet gebeurt, wordt de effectieve breedte in de rijrichting te klein. Bij een
extreem hoge parkeerdruk kan de ruimte achter de paaltjes uitnodigen tot fout
parkeren. In dit geval moet de wegbeheerder, afhankelijk van de plaatselijke situatie, een
oplossing zoeken (…).
- Niet alleen de ingang van het fietspad moet worden beschermd.
Ook de tussenberm naast het fietspad moet zodanig worden afgeschermd dat het
onmogelijk is hierover het fietspad op te rijden.
- Plaatsen waar paaltjes staan, dienen goed verlicht te zijn.’