[appellant] heeft het hof verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voornoemde beschikking van de kantonrechter te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
A. Taxiwerq te veroordelen om de arbeidsovereenkomst met [appellant] met
terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2019 te herstellen op basis van dezelfde
(arbeids)voorwaarden zoals deze uiterlijk op 31 januari 2019 golden, dan wel om
deze aldus zelf te herstellen;
B. te bepalen dat [appellant] recht behoudt op de transitievergoeding, waarbij de teller
voor de transitievergoeding zoals opgenomen in art. 7:673 lid 2 BW gaat lopen
vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst is hersteld;
C. te bepalen dat [appellant] vanaf het herstel van zijn arbeidsovereenkomst aanspraak
heeft op betaling van zijn loon, dat is een bedrag van € 918,67 bruto per maand
(16 uur per week), te vermeerderen met 8% vakantiebijslag, alsook vermeerderd
met de wettelijke verhoging conform het bepaalde in art. 7:625 BW en de
wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum der voldoening;
D. wanneer het hof besluit om de arbeidsovereenkomst te herstellen op een
tijdstip gelegen na 1 februari 2019, aan [appellant] ten laste van Taxiwerq toe te
kennen over de tussengelegen periode een bedrag gelijk aan het gemiste loon,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum der
voldoening;
E. wanneer het hof de ontbonden arbeidsovereenkomst niet wenst te herstellen, aan [appellant] ten laste van Taxiwerq toe te kennen (1) een bedrag van € 5.953,- bruto als billijke vergoeding in de zin van art. 7:683 lid 3 BW, (2) een bedrag van € 675,15 bruto als 47,18 niet opgenomen vakantie-uren en (3) een bedrag van € 663,97 bruto als vakantiegeld;
F. Taxiwerq te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en de procedure in hoger beroep, waaronder het salaris van zijn gemachtigde.