[geïntimeerde2] heeft in de contra-enquête verklaard:
“[…] De houtkachel en rookgasafvoer (RAK) zijn indertijd door medewerkers van mijn bedrijf geplaatst, ik was zelf niet bij de uitvoering van dat werk betrokken. Ik ben pas na de brand weer bij de boerderij geweest.
U vraagt mij hoe een schoorsteenbrand kan ontstaan. Dat kan het gevolg zijn van het stoken
met te vochtig hout en het niet regelmatig vegen van de schoorsteen. Ook kan een rol spelen
of de rookgasventilator die boven op het kanaal zat wel is onderhouden. Dat is iets wat de
schoorsteenveger normaliter meeneemt. Zo’n rookgasventilator is een motor waarvan het
draaiend gedeelte jaarlijks moet worden nagekeken. Ik weet niet of die wel onderhouden is.
Ik heb in onze administratie een werkbon gevonden uit 2011. Toen was die ventilator
vastgelopen. Dat is indertijd door ons verholpen. Nadien hebben wij daarover niet weer
meldingen ontvangen.
Eind 2012 heb ik een schoorsteenvegerbedrijf overgenomen en dat bedrijf heeft in 2013 de
schoorsteen in het voorhuis geveegd. Nu ik u dit hoor dicteren merk ik op dat ik dat niet
zeker weet. Volgens mij werden de jongens toen weggestuurd vanwege de brand. U vraagt mij of mijn medewerkers toen naar [appellant] zijn gegaan omdat dat bedrijf in het verleden de schoorsteen daar ook veegde, maar dat weet ik niet. Ik had iemand voor de planning en ik
weet zelf niet hoe dat voordien ging.[…]
U houdt mij voor dat er door [appellant] als productie 26 een verklaring van Van der Wal
Hout in het geding is gebracht waarin wordt vermeld dat er haardhout wordt geleverd
bestaande uit eiken, beuk, es en els en dat dat gedroogd of vers wordt verkocht. U vraagt mij
of dat hout geschikt is. Vers hout is sowieso niet geschikt om te stoken. Na de comparitie van
partijen in hoger beroep heb ik bij van der Wal zelf zeven kuub hout besteld voor het stoken
van kachels in onze showroom. Dat hout was veel te vochtig om te stoken, er zat namelijk 27
procent vocht in. U houdt mij voor dat [appellant] heeft verklaard dat hij het hout eerst
opsloeg in de schuur voordat het werd gestookt. Daarop zeg ik dat het er maar vanaf hangt
hoe lang en waar het hout wordt opgeslagen voordat het wordt gebruikt.
U vraagt mij hoe een schoorsteenbrand tot uiting komt. Je kunt dat horen, er is dan sprake
van een wat bulderend geluid. Je ziet verder niets, behalve dan dat er een vonkenregen uit de
schoorsteen komt. U vraagt mij of de vonkenvanger die vonken niet tegenhoudt. Zo’n grote
hoeveelheid vonken, die bij een schoorsteenbrand wordt uitgestuwd, wordt door zo’n vonkenvanger niet tegengehouden.
U vraagt mij of ik na de brand zelf iets heb opgemerkt dat op een schoorsteenbrand zou
kunnen duiden. Dat is niet het geval, want er was niet veel meer te zien.
U houdt mij de verklaring voor van [F] van Biesboer Expertise die als productie 25
door [appellant] in het geding is gebracht. Hij verklaart dat het RAK is gereconstrueerd en
dat daarbij niet is gebleken van scheuren of lekkages welke het gevolg zouden kunnen zijn
van een extreme hitte in het kanaal. Daarover zeg ik dat een RAK niet hoeft te scheuren bij
een schoorsteenbrand, zo’n kanaal kan daartegen bestand zijn.
U houdt mij verder voor dat Biesboer naar aanleiding van de getuigenverklaringen opmerkt
dat er geen vonken of vlammen zichtbaar zouden zijn geweest. Daarop zeg ik dat een
schoorsteenbrand heel kort kan duren. Het kan om vijf of tien minuten gaan waarin de brand
het kanaal schoonbrandt. De vonkenregen is dan ook maar kort te zien.
Naar aanleiding van een opmerking van mr. Bulthuis merk ik op dat hout buiten onder een
afdakje moet worden opgeslagen omdat de wind er doorheen moet kunnen waaien. Verder
merk ik op dat je bij een schoorsteenbrand eventueel een bulderend geluid hoort. Dat is niet
altijd zo, dat hangt er maar vanaf hoe lang een schoorsteenbrand duurt.
Ik heb een model meegenomen van de dubbelwandige pijp die door het rieten dak is gevoerd
aan de hand waarvan ik u uitleg hoe mijn medewerkers volgens mij de pijp hebben
aangebracht. Zoals gezegd ben ik zelf niet bij de uitvoering van die werkzaamheden
betrokken geweest, maar dit is de manier waarop wij altijd te werk gaan.
Ik toon u aan de buitenzijde de loodslabbe en aan de binnenzijde de horizontale onbrandbare
plaat die tegen het dakvlak zit. U vraagt mij waar de verticale onbrandbare plaat zit waarover
door de Kachelspecialist in de processtukken is gesproken en waarvan [appellant] de
aanwezigheid betwist. Ik wijs u op smalle strookjes die tussen de horizontale onbrandbare
plaat en het dakvlak zitten. Ik hoor dhr. [appellant] zeggen dat die nu juist niet aanwezig
waren en na de brand ook niet zijn aangetroffen, maar dat er alleen minerale wol tussen zat.
Ik merk op dat uit de foto’s blijkt dat er ook kleine stukjes onbrandbaar materiaal zijn
gevonden na de brand.”