GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.256.296/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6301640)
arrest van 8 oktober 2019
Lima Delta B.V.,
gevestigd te Edam,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Lima,
advocaten: mr. E.J.L. Bulthuis en mr. N.L. Verbraak, kantoorhoudend te Amsterdam,
Enjoy Sailing B.V.,
gevestigd te Lemmer,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Sailing,
advocaat: mr. H.A. van Beilen, kantoorhoudend te Leeuwarden, die zich heeft onttrokken.
4 De vorderingen, het verweer en de beslissing in eerste aanleg
4.1
Lima heeft Sailing gedagvaard en betaling gevorderd van een bedrag van € 4.356,-, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Aan haar vordering heeft zij ten grondslag gelegd dat tussen partijen (Sailing vertegenwoordigd door haar schipper [B] ) een hulpverleningsovereenkomst is gesloten en dat zij op grond van deze overeenkomst, althans op grond van artikel 8:561 BW recht heeft op hulploon. Het door haar in rekening gebrachte loon is een redelijk hulploon in de zin van artikel 8:563 lid 2 BW.
4.2
Sailing heeft verweer gevoerd. Volgens haar is de hulpverlening onder invloed van misleiding dan wel dwaling tot stand gekomen. Zij voert in dat verband aan dat [C] van Lima heeft gezegd dat de hulpverlening geen kosten mee zou brengen. Sailing heeft ook de hoogte van het in rekening gebrachte hulploon bestreden. Het hulploon staat volgens haar in geen verhouding tot de geleverde dienst.
4.3
In het tussenvonnis van 10 april 2018 heeft de kantonrechter Sailing in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat Lima de hulpverlening aan de [A] kosteloos zou verrichten dan wel dat de hulpverleningsovereenkomst onder invloed van dwaling bij [B] of bedrog door Lima tot stand is gekomen.
Nadat getuigen waren gehoord en (geluids)filmbeelden van het lostrekken van de [A] waren overgelegd, heeft de kantonrechter in het eindvonnis geoordeeld dat Sailing het door haar te leveren bewijs niet heeft geleverd.
Ten aanzien van de hoogte van het hulploon heeft de kantonrechter eerst overwogen dat het rapport van [E] Expertises niet van waarde is in deze procedure; het rapport is onvoldoende concreet en is enkel gebaseerd op van Lima afkomstige informatie.
Uitgaande van een duur van de hulpverlening van een half uur, een gemiddeld uurtarief van € 33,- voor twee medewerkers en een bedrag aan kosten voor de Odin van € 100,- per uur en € 5,- aan brandstofkosten, komt de kantonrechter uit op een bedrag van € 88,- exclusief btw, € 106,48 inclusief btw. De kantonrechter heeft dit bedrag toegewezen, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en proceskosten, en de vordering voor het overige afgewezen.
5 De bespreking van de grieven
5.1 Met de grieven 1 tot en met 5komt Lima op tegen het door de kantonrechter vastgestelde hulploon. Dat hulploon is volgens Lima veel te laag. De grieven hangen met elkaar samen. Het hof zal ze samen behandelen.
5.2
Indien de grieven slagen, en het hof oordeelt dat een hoger hulploon verschuldigd is, dient het hof op grond van de devolutieve werking van het appel de door Sailing in eerste aanleg aangevoerde en door de kantonrechter verworpen verweren te beoordelen. Het hof overweegt in dit verband dat het zich verenigt met de verwerping door de kantonrechter van deze verweren en met de motivering daarvan door de kantonrechter.
5.3
Volgens artikel 8:563 lid 1 BW wordt - indien partijen het hulploon niet bij overeenkomst hebben vastgesteld - het hulploon vastgesteld door de rechter. Het hulploon wordt, bepaalt lid 2 van dat artikel, vastgesteld met het oog op het aanmoedigen van hulpverlening, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende criteria:
a. de geredde waarde van het schip en de andere goederen;
b. de vakkundigheid en inspanningen van de hulpverleners, betoond bij het voorkomen en beperken van schade aan het milieu;
c. de mate van de door de hulpverleners verkregen gunstige uitslag;
d. de aard en ernst van het gevaar;
e. de vakkundigheid en inspanningen betoond door de hulpverleners bij de redding van het schip, de andere zaken en mensenlevens;
f. de door de hulpverleners gebruikte tijd, gemaakte kosten en geleden verliezen;
g. het risico van aansprakelijkheid en andere door de hulpverleners of hun uitrusting gelopen risico's;
h. de snelheid van de verleende diensten;
i. de beschikbaarheid en het gebruik van schepen of andere voor hulpverlening bestemde uitrusting;
j. de staat van gereedheid en ook de doelmatigheid en de waarde van de uitrusting van de hulpverleners.
Het hof zal deze criteria hierna toepassen op het vlottrekken van de [A] .
5.4
Ad a:
Partijen verschillen over de waarde van de [A] . Het hof gaat er, gelet op de overgelegde factuur van 1 november 2015 betreffende de koop, vanuit dat de [A] is gekocht voor een bedrag van € 67.572,50 exclusief btw . De [A] is in april 2016 geleverd, zodat het jacht ten tijde van het incident een paar maanden oud was. Daarvan uitgaande gaat het hof uit van een waarde van € 65.000,-. Het hof tekent daarbij aan dat het bij de waardebepaling geen rekening houdt met btw, omdat de btw voor Sailing aftrekbaar is.
5.5
Ad b:
In dit geval niet relevant.
5.6
Ad c:
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de [A] is vlot getrokken, dat het jacht zijn weg heeft kunnen vervolgen en dat geen sprake was van schade aan het jacht.
5.7
Ad d:
Ten tijde van de hulpverlening was de [A] vastgelopen op het Vrouwezand. Uit de overgelegde meteorologische gegevens volgt dat sprake was van windkracht 5. [B] heeft als getuige ook verklaard dat er een stevige wind stond van windkracht 5. De gedeponeerde filmbeelden laten een flinke golfslag zien van de voor het IJsselmeer kenmerkende korte golven, die ertoe leiden dat het schip snel op en neer gaat. In het licht van deze omstandigheden heeft Sailing de stelling van Lima dat het jacht het risico liep op schade wanneer het niet snel werd vlotgetrokken onvoldoende weersproken. Het hof neemt bij dit criterium ook in aanmerking dat de echtgenote van [B] , volgens diens als getuige afgelegde verklaring, "flink in paniek" was.
5.8
Ad e:
Lima heeft, mede gelet op de filmbeelden, voldoende onderbouwd dat haar medewerkers bij de operatie adequaat en accuraat hebben gehandeld. Zij hebben het jacht snel en op een zorgvuldige wijze vlotgetrokken en daarmee vakkundig gehandeld.
5.9
Ad f:
De kantonrechter heeft overwogen dat met de eigenlijke hulpverlening (inclusief wat nawerk) ongeveer een half uur gemoeid zal zijn geweest. Rekening houdend met een volgens hem gebruikelijk uurloon en wat (brandstof)kosten voor het gebruik van de Odin komt de kantonrechter uit op een bedrag van € 88,- (exclusief btw) aan kosten voor de operatie. Deze berekening is door Lima niet bestreden, zodat het hof ervan zal uitgaan dat de kosten van de operatie € 88,- hebben bedragen.
5.10
Ad g:
Gesteld noch gebleken is dat sprake was van een voor de Odin en haar bemanning risicovolle operatie. De filmbeelden wijzen ook niet in die richting.
5.11
Ad h:
De hulpverlening aan de [A] is snel gestart en snel afgerond.
5.12
Ad i:
Lima heeft erop gewezen dat de Odin 24 uur per dag beschikbaar is voor de hulpverlening aan pleziervaartuigen en dat dit van belang is voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer. Het Vrouwezand is een gevaarlijke plek, waar geregeld (zeil)jachten op vastlopen. Met de 24-uurs beschikbaarheid wordt het algemeen belang van de scheepvaart gediend, aldus Lima. Het hof volgt Lima in dit betoog en wijst er in dit verband op dat het hulploon mede wordt vastgesteld met het oog op het aanmoedigen van hulpverlening.
5.13
Ad j:
Lima heeft, niet weersproken door Sailing, gesteld dat zij ruim € 93.000,- heeft geïnvesteerd in de Odin en dat de uitrusting van de Odin geschikt is voor operaties als deze, het vlottrekken van zeiljachten van het Vrouwezand.
5.15
Alles afwegende komt het hof uit op een hulploon van € 1.500,-, te vermeerderen met btw. Het hof tekent daarbij aan dat een hoger bedrag zou zijn vastgesteld indien met het vlottrekken van de [A] meer (in tijd en kosten) en risicovollere inspanningen verricht hadden moeten worden dan nu het geval is geweest.
5.16
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het hof op andere bedragen uitkomt dan de diverse door partijen ingeschakelde deskundigen ( [E] door Lima en Expertise Bureau Janssen door Sailing). Het hof kent weinig betekenis toe aan de bevindingen van deze deskundigen , omdat zij in hun rapporten nauwelijks inzicht geven in hun afwegingen. Onduidelijk is of de deskundigen aansluiten bij in de praktijk gehanteerde tarieven voor hulploon, of de deskundigen alle in artikel 8:563 lid 2 BW genoemde criteria hebben meegewogen en, zo ja, op welke wijze. Bovendien is het indien het bedrag van het hulploon niet is overeengekomen uiteindelijk aan de rechter, en niet aan partijdeskundigen, om het hulploon vast te stellen. Daarbij kan de rechter gebruik maken van relevante informatie die hem door deskundigen wordt aangereikt, maar deze informatie ontbreekt, zoals aangegeven, in de overgelegde rapporten.
5.17
De grieven 1 tot en met 5 slagen, gelet op wat hiervoor is overwogen.
5.18
Grief 6 betreft de afwijzing door de kantonrechter van de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en van de kosten van de door Lima ingeschakelde partijdeskundige [E] . Uit wat het hof hiervoor heeft overwogen blijkt dat het hof de partijdeskundige niet volgt en dat diens rapport ook niet bijdraagt aan het oordeel van het hof over het verschuldigde hulploon. [E] kwam op een bedrag uit dat ongeveer twee-en-een-half keer zo hoog was. Zijn rapport heeft eerder bijgedragen aan escalatie van het geschil tussen partijen dan dat het heeft bijgedragen aan een oplossing. Onder deze omstandigheden zijn de met dit rapport gemoeide kosten geen redelijke kosten ter vaststelling van schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder b BW, zoals Lima betoogt.
5.19 De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c BW is wel toewijsbaar. Vaststaat dat door Lima buitengerechtelijk inspanningen zijn verricht om betaling van haar vordering te krijgen, zoals het versturen van aanmaningen en het onderhandelen over een minnelijke regeling. Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding gaat het hof uit van de toewijsbare hoofdsom van € 1.500,- * 1,21 = € 1.815,-. De buitengerechtelijke kosten komen dan, uitgaande van de BIK-staffel, uit op een bedrag van € 272,25. In zoverre slaagt de grief.
5.20
De slotsom is dat de vordering van Lima toewijsbaar is tot een bedrag van
€ 2.097,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ( tegen de verschuldigdheid waarvan geen afzonderlijk verweer is gevoerd) over € 1.815,- vanaf
25 september 2016 (de gevorderde ingangsdatum, waartegen ook geen verweer is gevoerd).
Bij deze stand van zaken zal het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigen, behoudens voor wat betreft de beslissing over de proceskosten. In hoger beroep is Lima in voldoende mate in het gelijk gesteld om een proceskostenveroordeling van Sailing te kunnen rechtvaardigen (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief I).
6 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep van 15 januari 2019 voor wat betreft de proceskostenveroordeling;
vernietigt dit vonnis voor het overige,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Sailing om aan Lima te betalen een bedrag van € 2.097,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.815,- vanaf 25 september 2016 tot aan het tijdstip van voldoening van de vordering;
veroordeelt Sailing in de proceskosten in hoger beroep en stelt deze kosten, voor zover tot nu toe aan de zijde van Lima gevallen, vast op € 822,83 aan verschotten en op € 759,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. R.E. Weening en mr. J. Smit en is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019 door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.