Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 29 november 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.
2 Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het beroepschrift met producties, ingekomen op 17 januari 2020;
-
het verweerschrift, en
-
een journaalbericht van mr. Botterblom van 17 februari 2020.
2.2
Het hof heeft de Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch op 23 januari 2020 last tot toevoeging gegeven van mr. Botterblom als advocaat aan [verzoeker] .
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 18 februari 2020 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de GI zijn [C] en [D] verschenen. De moeder is eveneens in persoon verschenen. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen.
3 De feiten
3.1
De moeder en de heer [E] zijn de ouders van [verzoeker] , geboren [in] 2004. De moeder is alleen belast met het gezag over [verzoeker] .
3.2
Bij beschikking van 2 april 2019 heeft de kinderrechter [verzoeker] , op verzoek van de raad, onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 2 april 2019 tot 2 april 2020 en machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend, eveneens met ingang van 2 april 2019 tot 2 april 2020.
3.3
Bij beschikking van 6 juni 2019 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] verleend met ingang van 6 juni 2019 voor de duur van vier weken, dus tot 4 juli 2019.
3.4
Bij beschikking van 13 juni 2019 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] verleend met ingang van 13 juni 2019 tot uiterlijk 4 november 2019.
3.5
Bij beschikking van 11 oktober 2019 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] verleend met ingang van 4 november 2019 tot uiterlijk 4 januari 2020.
3.6
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] verleend tot en met 1 april 2020.
3.7
Tot juni 2019 woonde [verzoeker] bij de moeder. [verzoeker] is in juni 2019 geplaatst op een gesloten groep van [F] te [A] .
4 De omvang van het geschil
4.1
[verzoeker] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof deze beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5 De motivering van de beslissing
5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jw is [verzoeker] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien:
de jeugdige onder toezicht is gesteld,
de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.4
[verzoeker] kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en voert daartoe het volgende aan. Volgens [verzoeker] is de huidige machtiging uitsluitend verleend omdat er voor hem geen plaats was en ook nog niet is in een reguliere (open) setting. Daaruit volgt al dat de machtiging gesloten jeugdhulp niet noodzakelijk is. Het kan volgens [verzoeker] niet zo zijn dat hij wordt opgesloten, omdat er geen vervolgplek beschikbaar is.
5.5
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] terecht heeft verleend. Ten tijde van de bestreden beschikking ging het weliswaar beter met [verzoeker] , maar deze verbetering was nog precair. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheden dat de moeder in eerste aanleg heeft verklaard dat het voor [verzoeker] beter is op de gesloten groep te blijven tot hij naar een open groep kan, dat verloven nog niet altijd goed verliepen en dat nog geen systeemtherapie of andere hulpverlening was ingezet om de thuissituatie te verbeteren.
5.6
Hoewel de rechtbank de machtiging tot plaatsing van [verzoeker] in een gesloten inrichting in de bestreden beschikking op juiste gronden heeft verleend, is het hof van oordeel dat deze machtiging dient te worden beëindigd. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit het verweerschrift blijkt dat inmiddels niet meer wordt voldaan aan het hiervoor omschreven wettelijk criterium voor een gesloten plaatsing van [verzoeker] en de jeugdbeschermer heeft dit desgevraagd ter mondelinge behandeling bevestigd. Het hof stelt vast dat bij een gesloten plaatsing sprake is van vrijheidsbeneming en is van oordeel dat een plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg een te ingrijpend middel is in een situatie dat sprake is van een wachtlijst voor een plek op de voor [verzoeker] beoogde open groep.
Het hof deelt wel de mening van de GI dat [verzoeker] nu, gelet op de nog steeds bestaande zorgen over de thuissituatie waarbij de moeder onvoldoende openstaat voor hulpverlening van het hele gezin, niet naar huis kan. Daarom zal het hof het verzoek van de GI om een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van één week na heden, dus 5 maart 2020, afwijzen, zodat de GI in de gelegenheid is een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing te vragen en een goede vervolgplek voor [verzoeker] te vinden.
5.7
Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen voor zover de daarin verleende machtiging tot gesloten jeugdhulp van [verzoeker] ziet op de periode tot één week na heden, dus 5 maart 2020, en zal vernietigen voor zover deze ziet op de periode vanaf 5 maart 2020 en in zoverre opnieuw zal beschikken dat het hof het verzoek een machtiging tot gesloten jeugdhulp van [verzoeker] te verlenen vanaf die datum alsnog zal afwijzen.
6 De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 29 november 2019, voor zover deze zich uitstrekt over de periode tot 5 maart 2020;
vernietigt deze beschikking met ingang van 5 maart 2020 en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] te verlenen met ingang van 5 maart 2020 alsnog af;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, E.B. Knottnerus en R. Feunekes, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Knottnerus, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 27 februari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: