GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
|
: Wahv 200.211.047/01
|
CJIB-nummer
|
: 194992628
|
Uitspraak d.d.
|
: 8 mei 2020
|
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 15 februari 2017, betreffende
[betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. J.M.C. Niederer, kantoorhoudende te Helmond.
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is door de kantonrechter toegewezen tot een bedrag van € 123,75.
De beoordeling
1. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de beslissing van de kantonrechter en de inleidende beschikking vernietigd dienen te worden omdat de situatie en de bebording ter plaatse van de verweten gedraging niet zo duidelijk waren als de ambtenaar doet voorkomen. De foto waarnaar in het zaakoverzicht tweemaal wordt verwezen ontbreekt. De gemachtigde heeft twee van google maps afkomstige prints overgelegd en merkt op dat het niet duidelijk is op welke parkeerplekken het aan de linkerzijde geplaatste bord E6 betrekking heeft. De met verf op de straatstenen aangebrachte rolstoeltjes kwalificeren niet als verkeerstekens.
2. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 370,- voor: “parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehand.parkeerkaart.” Deze gedraging zou zijn verricht op 14 januari 2016 om 09:30 uur op het Hof ter Bergen in Bergambacht met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Het voertuig stond geparkeerd op een door bord E6 RVV 1990 aangeduide gehandicaptenparkeerplaats. Ik heb geen geldige gehandicaptenparkeerkaart waargenomen in het voertuig. Bij het constateren van het feit werd vastgesteld dat er gedurende een tijd van ongeveer 15 minuten geen activiteit met betrekking tot het voertuig plaatsvond, zodat er geen sprake was van onmiddellijk laden of lossen van goederen, dan wel het in of uit laten stappen van personen. Het bord E6 was duidelijk zichtbaar voor het verkeer. Zie foto. (…)
Reden staandehouding: melding aan het politiebureau. Aan betrokkene is de cautie verleend.
Bijlagen: een fotografische opname (…)
Verklaring betrokkene: er was geen parkeerplaats dus parkeerde ik hier.**gegevens zaakoverzicht”
5. Foto’s van een gedraging behoren -als deze zijn gemaakt- tot de op de zaak betrekking hebbende stukken. Wanneer een foto van de gedraging is gemaakt, moet daarvan melding worden gemaakt in het zaakoverzicht (vgl. het arrest van dit hof van 2 februari 2018, te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2018:1050).
6. De gemachtigde heeft in de procedure bij de kantonrechter en het hof gewezen op het ontbreken van de in het zaakoverzicht genoemde foto. Deze foto bevindt zich echter, in strijd met artikel 10 van de Wahv, niet in het dossier. Het moet er daarom voor worden gehouden dat die foto niet meer beschikbaar is. Het hof acht, gelet op het namens de betrokkene gevoerde verweer, voor de beoordeling van onderhavige zaak kennisneming van de gedraging gemaakte foto noodzakelijk. Nu die foto ontbreekt, verbindt het hof hieraan de gevolgtrekking dat de inleidende beschikking moet worden vernietigd. Gelet op de hierna te melden beslissing van het hof, is bespreking van de overige verweren van de gemachtigde overbodig.
7. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie, bij de kantonrechter en in hoger beroep dienen in totaal 3 procespunten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 525,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 787,50.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 787,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier en op een openbare zitting uitgesproken. De griffier is verhinderd dit arrest te ondertekenen.