Op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt en overeenkomstig het advies van de raad, is het hof van oordeel dat er ingeval van gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige1] klem of verloren raakt tussen de ouders zonder dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering valt te verwachten. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe:
Het hof volgt de vader niet in zijn stelling dat niet gebleken is dat [de minderjarige1] de dupe is van de strijd tussen de ouders. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen lijden en schade ondervinden van een voortdurende strijd tussen de ouders. Dat geldt niet anders voor [de minderjarige1] . De strekking van de brief van [de minderjarige1] is ook dat zij het moeilijk vindt dat haar ouders ruzie maken.
De vader stelt dat partijen in staat zijn afspraken te maken en dat parallel ouderschap mogelijk is. Het hof ziet in de stukken en rapportages geen mogelijkheid voor deze optie. Er is al jarenlang voortdurend onrust en strijd en voor zover er afspraken komen is hier veel bemoeienis van anderen aan vooraf gegaan. Alleen het (kunnen) maken van afspraken is overigens niet voldoende. Immers zolang daarnaast sprake blijft van hevige strijd, verwijten en onrust is ook een parallel ouderschap niet in het belang van [de minderjarige1] . Stoppen met vechten, elkaar verwijten maken en het sluiten van vrede is zoals in de rapportage van [D] wordt aangegeven de voorwaarde voor parallel ouderschap.
Het verwijt van de vader dat de oorzaak van gebrek aan communicatie alleen bij de moeder ligt, vindt geen bevestiging in de stukken en rapportages. Beide ouders hebben hun aandeel waarbij onderling wantrouwen en verwijten over en weer een grote rol spelen. De houding en opstelling van de vader die als dwingend overkomt en waarvan hij de negatieve effecten op [de minderjarige1] niet onderkent maakt het moeilijk danwel onmogelijk om met hulpverlening stappen vooruit te zetten. Hetzelfde geldt voor de onmacht van de moeder in de gesprekken waarin verwijten worden besproken waarbij zij emotioneel overreageert waardoor verder gesprek niet mogelijk is. Zij is hierop niet te corrigeren.
Op de zitting bij het hof is gebleken dat de strijd tussen de ouders nog steeds volop aanwezig is. Zij verschillen over vrijwel alles van mening, beschuldigen elkaar over en weer en verwijten de ander alleen de oorzaak te zijn van de slechte communicatie en strijd. De vader stelt dat hij (mede) het gezag moet hebben omdat hij er niet op vertrouwt dat [de minderjarige1] bij de moeder veilig is. Het hof vindt dit grote wantrouwen bij de vader juist een argument tegen gezamenlijk gezag omdat zo de opvoeding en verzorging door de moeder van [de minderjarige1] een bron van strijd zal blijven. De zorgen van de vader vinden geen bevestiging in de stukken. De raad heeft ook aangegeven dat er sinds 2014 geen zorgmeldingen vanuit [E] zijn geweest over de thuissituatie van [de minderjarige1] .
Het hof is met [D] , waar het meest recente en meest intensieve hulpverleningstraject voor ouders in complexe scheiding heeft gelopen, van oordeel dat de strijd tussen de ouders voor [de minderjarige1] een vorm van kindermishandeling betekent. Het maakt haar leven in hoge mate onveilig. Gezamenlijk gezag geeft alleen maar meer ruimte en mogelijkheden voor strijd en levert dus voor [de minderjarige1] nog meer risico's op voor veiligheid in haar situatie waardoor haar ontwikkeling wordt geschaad. Al jarenlang en vrijwel alles is geprobeerd om de strijd tussen de ouders te verminderen zonder succes. Er moet voor [de minderjarige1] nu (zoveel mogelijk) rust komen. Ofwel het is klaar nu. Het hof begrijpt dat het voor de vader moeilijk te verteren is dat hij niet mag meebeslissen over belangrijke zaken die [de minderjarige1] betreffen maar het belang van [de minderjarige1] moet voorop staan. Vanuit dit gegeven dat het belang van [de minderjarige1] voorop moet staan, zullen beide ouders moeten blijven nadenken over hoe zij de toekomst en het opgroeien van [de minderjarige1] tot een gezonde jonge vrouw zien en welke bijdrage zij hieraan willen leveren. Strijd levert hier in elk geval geen positieve bijdrage aan. Het hof wil hier de woorden en wensen van [de minderjarige1] (bij [D] ) aanhalen: "Dat papa en mama weer bij elkaar komen en geen ruzie meer maken. En ze moeten leren 'sorry' te zeggen en weer normaal met elkaar te praten en niet gemeen tegen elkaar doen, gewoon lief en aardig" "dat ze het niet leuk vindt als haar ouders onaardig doen tegen elkaar en dat ze daar verdrietig en bang van wordt".
Nu hulpverlening in ouderschap niet is gelukt zullen de ouders ieder voor zich ook moeten bekijken of en welke hulp zij individueel kunnen krijgen om mogelijk in de toekomst een nieuwe/positieve start in hun gezamenlijk ouderschap te maken. Voor [de minderjarige1] .