Met ingang van 2018 is [verzoekster] aangemeld voor een mobiliteitstraject. Dat is op verzoek van [verzoekster] gestopt toen partijen overeenstemming bereikten over tijdelijke, bovenformatieve werkzaamheden voor [verzoekster] vanaf 25 juni 2018 op de afdeling [E] . Dit is de kleinste afdeling van Kwadrant, met vier medewerkers onder leiding van mw. [F] . Kwadrant heeft zich bereid verklaard om de door [verzoekster] gemaakte kosten van de strandcoach te betalen en heeft hulp van bedrijfsmaatschappelijk werk aangeboden.
In november 2018 is aan [verzoekster] de voor haar gecreëerde functie van administratief medewerker aangeboden, deels op de afdeling [E] en deels op de afdeling [G] . Dat is de op een na kleinste afdeling van Kwadrant, bestaande uit 25 fte, waarvan dhr. [H] manager is. Kwadrant heeft toegezegd dat [verzoekster] intensief zou worden begeleid. Dit aanbod heeft [verzoekster] geaccepteerd.
Op 16 mei 2019 heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en haar leidinggevenden in aanwezigheid van HR adviseur mw. [I] . Daarin is kritiek geuit op onder andere de wijze waarop [verzoekster] omgaat met feedback en de mate waarin zij zelfstandig kan werken. [verzoekster] heeft zich vervolgens op 3 juni 2019 ziek gemeld. Zij heeft de bedrijfsarts verteld dat het werk niet passend voor haar is en op 12 juni 2019 een brief aan Kwadrant geschreven waarin zij zich beklaagt over te weinig hulp en begeleiding en Kwadrant verwijt dat te weinig rekening wordt gehouden met haar.
In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter staat wat [F] en [H] ter begeleiding van [verzoekster] hebben ondernomen. Dat is veel. Dat [verzoekster] dit zelf niet als intensief heeft ervaren en zij het gevoel had dat Kwadrant haar liet zwemmen mag zo zijn, maar voor de gerechtvaardigdheid van dat gevoel heeft [verzoekster] geen toetsbare argumenten aangedragen.
[verzoekster] heeft Kwadrant gevraagd om herplaatsing na haar herstel. Kwadrant heeft dit geweigerd.
De bedrijfsarts heeft [verzoekster] met ingang van 1 augustus 2019 hersteld verklaard maar tijdens het consult ook geconstateerd dat de verhoudingen verstoord waren. [verzoekster] heeft op 2 augustus 2019 een deskundigenoordeel aangevraagd over de passendheid van het haar aangeboden werk. Het UWV heeft op 29 augustus 2019 bericht dat het werk passend is en dat er volgens de verzekeringsarts geen medische belemmeringen zijn die aan uitoefening van dat eigen werk in de weg staan.