In de Nota naar aanleiding van het Verslag (26820, nr. 12, blz 47 onder 4.2.4) is onder meer het volgende opgenomen:
In theorie, (…) kan niet bij voorbaat uitgesloten worden dat er zich een geval zou kunnen
voordoen waarin een derde, bijvoorbeeld een bank aan welke de auto in verband met een verleend krediet in bezitloos pand is gegeven, een partij zou kunnen zijn die enig recht zou kunnen doen gelden op de auto in kwestie. Voor het geval dit voorbeeld in een enkel geval toch werkelijkheid zal blijken te zijn, merken wij op dat het waarschijnlijk na het voldoende
bekend worden van het nieuwe verhaalsrecht nog maar zelden zal voorkomen dat de kentekening van een auto zal geschieden op naam van een katvanger. Mocht dat toch nog het geval zijn, dan gaat de ontvanger overigens niet aanstonds over tot gebruikmaking van zijn verhaalsrecht. Immers, indien geen motorrijtuigenbelasting voor een bepaald motorrijtuig
wordt betaald, zal eerst een naheffingsaanslag worden opgelegd aan de katvanger (de formeel belastingschuldige). Vervolgens zal niet-betaling resulteren in een aanmaning, waarna het nog steeds niet betalen gevolgd zal worden door de uitvaardiging van een dwangbevel (aan de formeel belastingschuldige). De niet-voldoening aan het dwangbevel
zal uiteindelijk leiden tot een onderzoek van de ontvanger in hoeverre jegens die belastingschuldige dwangmaatregelen als loonbeslag, beslag op roerende zaken, etc., ter voorbereiding van een executoriale verkoop, invordering van een en ander alsnog mogelijk
zouden kunnen maken. Pas indien de formeel belastingschuldige insolvabel blijkt, komt het verhaalsrecht aan de orde. Vervolgens dient eerst nog de hand gelegd te worden op een auto waarvan het kenteken ten name van een insolvabel blijkende formeel belastingschuldige staat. Tenslotte kan het verhaalsrecht eerst daadwerkelijk worden uitgeoefend als de derde-rechthebbende geen goederen van de katvanger aanwijst waarop de motorrijtuigenbelastingschuld kan worden verhaald.