Partijen verschillen van mening over de behoefte van de kinderen in 2014.
Het inkomen van de vrouw in 2014 is naar het oordeel van het hof door de rechtbank juist berekend. Anders dan de man stelt, is in deze berekening geen rekening gehouden met aftrekposten eigen woning. Het hof neemt het door de rechtbank berekende netto besteedbaar inkomen (NBI) van de vrouw in 2014 van € 4.215,-- per maand over.
Als inkomen van de man in 2014 beschouwt het hof de blijkens de aangifte en aanslag inkomstenbelasting 2014 genoten winst uit onderneming van € 17.069,-- . De aftrekposten zijn fiscale posten en geen daadwerkelijke lasten zodat deze niet worden meegerekend. Uiteindelijk was de man als gevolg van deze aftrekposten en de heffingskortingen over 2014 geen inkomstenbelasting verschuldigd. Hiervan moet wel worden afgetrokken de betaalde (voorheffing) inkomstenbelasting ad € 2.972,-- en premie ZVW ad € 454,-- . Dat de man de voorheffing inkomstenbelasting in 2015 heeft terugontvangen maakt het daadwerkelijk ontvangen jaarinkomen in 2014 niet hoger. Het NBI van de man in 2014 was dus € 13.643,-- wat afgerond € 1.136,-- per maand is.
Het totale NBI in 2014 was € 4.215,-- + € 1.136,-- = € 5.351,--.
Er was blijkens de overgelegde definitieve berekening toeslagen 2014 geen recht op kindgebonden budget in dat jaar.
Uitgaande van 6 kinderbijslagpunten naar de behoeftetabel van 2014 is de behoefte van de kinderen afgerond € 1.286,--. Geïndexeerd naar 2017 is de totale behoefte van de kinderen afgerond € 1.341,-- per maand.