4.1
De rechtbank heeft [geïntimeerde] veroordeeld om € 4.207,30, te vermeerderen met rente en kosten, aan [appellante] te betalen. Dat is aanzienlijk minder dan [appellante] heeft gevorderd. Met het hoger beroep wil [appellante] bereiken dat haar oorspronkelijke vordering alsnog geheel wordt toegewezen. Haar bezwaren (‘grieven’) tegen het oordeel van de rechtbank betreffen dan ook wat de rechtbank heeft overwogen over de door [appellante] gevorderde schade en het causaal verband tussen deze schade en het handelen van [geïntimeerde] .
4.2
[geïntimeerde] heeft geen incidenteel hoger beroep ingesteld, maar heeft in hoger beroep wel herhaald dat hij meent dat hij [appellante] niet mishandeld heeft - volgens hem was sprake van een vechtpartij tussen hem en [appellante] waarbij [appellante] hem ook sloeg - en niet onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld. Verder heeft hij ook in hoger beroep verweer gevoerd tegen de omvang van de door [appellante] gevorderde schade. Indien het hof [appellante] (gedeeltelijk) zou volgen in haar stellingen, zou het opnieuw de door de rechtbank verworpen verweren van [geïntimeerde] moeten beoordelen (vanwege de zogenaamde devolutieve werking van het hoger beroep). Het is daarom zinvol om eerst die verweren te bespreken. Indien die alsnog blijken te slagen, heeft [appellante] in het geheel geen aanspraak op schadevergoeding. In dat geval kan onbesproken blijven hoe hoog die schade is en of er causaal verband bestaat tussen die schade en de door haar gestelde mishandeling. Het hof zal daarom eerst ingaan op de vraag of [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellante] door haar te mishandelen.
Heeft [geïntimeerde] [appellante] mishandeld?
4.3 Volgens [geïntimeerde] heeft [appellante] hem op 4 juni 2017 aangevallen. Hij heeft haar toen beetgepakt bij de keel om zich te verdedigen en om te voorkomen dat zij zich zou verwonden. Dat laatste had zij volgens [geïntimeerde] in het verleden vaker gedaan. Op 11 juni 2017 is hij gaan slapen en toen hij wakker werd stonden er vier agenten in huis. Hij kan zich niet herinneren [appellante] toen te hebben geslagen en vermoedt dat [appellante] zichzelf heeft toegetakeld.
4.4
Het hof passeert dit verweer van [geïntimeerde] . Met het onherroepelijke strafvonnis heeft [appellante] dwingend bewijs geleverd dat [geïntimeerde] haar op 4 en 11 juni 2017 heeft mishandeld (vgl. artikel 161 Rv). Dwingend bewijs houdt in dat het hof verplicht is om als waar aan te nemen dat [geïntimeerde] [appellante] op 4 en 11 juni 2017 heeft mishandeld (vgl. artikel 151 lid 1 Rv). [geïntimeerde] mag daartegen tegenbewijs leveren, door het met het strafvonnis geleverde bewijs te ontzenuwen, indien hij zijn stellingen voldoende heeft onderbouwd. Dat is, zoals het hof hierna uiteen zal zetten, niet het geval.
4.5
[geïntimeerde] heeft, allereerst, niet bestreden dat hij [appellante] op 4 juni 2017 hardhandig bij de keel heeft gepakt. Zijn stelling dat hij dat uit zelfverdediging heeft gedaan, heeft hij in het licht van de betwisting daarvan door [appellante] onvoldoende onderbouwd.
4.6
Dat geldt zeker ook voor zijn verklaring over de gebeurtenissen op 11 juni 2017. Volgens [geïntimeerde] sliep hij toen er agenten bij hem in huis stonden. Hij betwist dat de, door de agenten toen vastgestelde, verwondingen die [appellante] toen had door hem zijn veroorzaakt. [appellante] heeft zichzelf waarschijnlijk verwond, meent hij. Dat had ze eerder ook al gedaan.
[geïntimeerde] ziet eraan voorbij dat uit het proces-verbaal dat is opgemaakt over de gebeurtenissen van 11 juni 2017 volgt dat de agenten [geïntimeerde] onder invloed van alcohol (in bed) in zijn woning hebben aangetroffen. In het verhoor van [geïntimeerde] dat laatste ook erkend. Hij heeft toen ook aangegeven dat hij zich niet kon herinneren of hij [appellante] op 11 juni 2017 had mishandeld. Dat hij [appellante] toen mishandeld had, heeft hij uitdrukkelijk ook niet ontkend, maar in het midden gelaten. In het licht daarvan heeft [geïntimeerde] , mede gelet op de
gedetailleerde verklaring van [appellante] over de mishandeling, die ook wordt onderbouwd door de overgelegde medische gegevens, zijn stellingen onvoldoende onderbouwd. Aan het leveren van tegenbewijs komt het hof dan ook niet toe.
Benoeming deskundigen
4.7 [appellante] stelt dat zij door de mishandelingen naast schrammen en blauwe plekken en dergelijke ook ernstige gehoorschade heeft opgelopen. Aan haar rechteroor is zij geheel doof geworden, het gehoor aan het linkeroor is sterk verminderd. Zij heeft links een gehoorapparaat. [geïntimeerde] stelt dat [appellante] rechts al een gehoorprobleem had toen hij haar leerde kennen en bestrijdt dat zij door de mishandeling gehoorschade links (en rechts) heeft opgelopen.
4.9
Partijen verschillen ook van mening over de vraag of [appellante] ten gevolge van het ongeval psychisch letsel heeft opgelopen (en daardoor niet meer kon werken). Volgens [appellante] is dat het geval, [geïntimeerde] heeft dat bestreden. Hij heeft erop gewezen dat [appellante] al voor hun relatie forse psychische problemen had. Aan [geïntimeerde] kan worden toegegeven dat uit het dossier volgt dat [appellante] inderdaad een zeer ‘belaste’ voorgeschiedenis heeft met diverse heftige life-events. Indien zij psychische klachten heeft, speelt die voorgeschiedenis daarbij mogelijk een rol. Of en in hoeverre die voorgeschiedenis de klachten, indien die kunnen worden vastgesteld, alleen kan verklaren en of en in hoeverre de mishandelingen daarbij een rol hebben gespeeld, is het hof niet duidelijk. Om die reden zal ook op dit punt een deskundige worden benoemd. Het hof zal de psychiater prof. dr. [naam2] , net als prof. dr. [naam1] een ervaren gerechtelijk deskundige, tot deskundige benoemen. Ook bij de vragen aan hem zal het hof uitgaan van de IWMD-vraagstelling.
4.10
Het hof legt de deskundigen de volgende vragen voor:
1. DE SITUATIE MET ONGEVAL
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Aanbeveling 2.2.4. RMSR:
De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als “betrokkene zou (…)” worden
vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Aanbeveling 2.2.6 RMSR:
Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Aanbeveling 2.2.5 RMSR:
Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voor zover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.
Aanbeveling 2.2.7 RMSR:
Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Aanbeveling 2.2.8 RMSR:
Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Aanbeveling 2.2.15 RMSR:
Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven.
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in haar huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel, al dan niet na het volgen van een (para)medische behandeling of therapie?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
l. Indien verbetering kan intreden na het volgen van een medische behandeling of therapie, welke behandeling en/of therapie betreft het, acht u betrokkene tot het ondergaan van de behandeling / volgen van de therapie in staat en hoe groot is de kans op verbetering, en op welke termijn?