gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 10 maart 2020 met parketnummer 16-041455-20 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Kiela, naar voren is gebracht.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 1 van de Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zijn geschonden.
Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken, dat het onderzoek niet volledig is geweest. De verweren van de verdediging zijn van dien aard dat zij zich niet lenen voor behandeling bij de enkelvoudige kamer. Het hof zal de zaak daarom verwijzen naar de meervoudige strafkamer van dit hof.
BESLISSING
Het hof:
Heropent het onderzoek.
Verwijst de zaak voor behandeling naar de meervoudige strafkamer van dit hof.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Aldus gewezen door
mr. M.H.D.M. van Leent, lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Onwuteaka, griffier,
en op 9 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 9 maart 2021.