Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 6 februari 2019 (regie), 13 mei 2020 (regie), 8 juni 2022, 15 juni 2022, 24 juni 2022 en 18 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman,
mr. M.M.H. Zuketto, en door de advocaat-generaal naar voren is gebracht.
Verzoek ter terechtzitting van 18 november 2022
Procedure tot 18 november 2022
De inhoudelijke behandeling van de zaak tegen verdachte zou aanvankelijk plaatsvinden op
vijf zittingsdagen in juni 2022, die waren gereserveerd voor de gelijktijdige maar nietgevoegde behandeling van de strafzaken tegen verdachte en haar drie medeverdachten in het kader van het onderzoek naar – kort gezegd – vermoedelijke fraude gepleegd door verdachte, haar ouders en haar broer in het faillissement van de Eurocommercegroep en het privéfaillissement van haar vader, medeverdachte [medeverdachte 1] .
Bij aanvang van de inhoudelijke behandeling op 8 juni 2022, heeft mr. R.E. van Zijl, de raadsvrouw van [medeverdachte 1] ., verzocht om 34 getuigen te horen. Mr. P.T.C. van Kampen, de toenmalige raadsvrouw van verdachte, heeft zich, voor zover van belang voor de zaak van verdachte, bij de onderzoekswensen aangesloten. Het betrof grotendeels getuigenverzoeken die het hof al bij tussenarrest van 27 mei 2020 had afgewezen. Nadat het hof, na beraad, alle verzoeken ter zitting had afgewezen, heeft [medeverdachte 1] . het hof gewraakt.
Op 8 juni 2022 zou verder een aanvang worden gemaakt met de inhoudelijke behandeling (inclusief requisitoir en pleidooi) van de zaak van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . De raadsvrouw heeft echter verzocht de zaak aan te houden omdat een inhoudelijke behandeling op dat moment emotioneel te zwaar zou zijn voor verdachte. Het hof heeft daarop het onderzoek geschorst tot 10 juni 2022. In de avond van 9 juni 2022 heeft het hof een emailbericht ontvangen van mr. Van Kampen dat zij verdachte niet langer bijstond. Op 10 juni 2022 is verdachte verschenen en heeft om aanhouding van haar zaak verzocht, zodat zij de gelegenheid zou hebben om een nieuwe advocaat te zoeken. Het hof heeft daarop de zaak geschorst tot 24 juni 2022. Verdachte heeft aangegeven dat het onmogelijk is in zo’n korte tijd nieuwe rechtsbijstand te regelen en het hof gewraakt. De wrakingkamer heeft het wrakingsverzoek bij beslissing van 23 juni 2022 afgewezen. Op 24 juni 2022 heeft verdachte weer verzocht de zaak aan te houden en opnieuw het hof, nadat het verzoek was afgewezen, gewraakt. Het hof heeft na beraad beslist dat het verzoek niet in behandeling wordt genomen en dus niet aan de wrakingskamer wordt voorgelegd, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verdachte bekend zijn geworden. Verdachte heeft vervolgens de zittingszaal verlaten.
Op 22 september 2022 zou het onderzoek worden gesloten, maar op 6 en 7 september 2022 hebben zich nieuwe raadslieden gesteld voor respectievelijk medeverdachte [medeverdachte 1] . en verdachte. De raadsman van verdachte, mr. M.M.H. Zuketto, heeft het hof bij brief van
19 september 2022 verzocht nog geen eindarrest te wijzen en de zaak opnieuw inhoudelijk te behandelen, zodat verdachte in de gelegenheid is haar verdediging met bijstand van haar nieuwe raadsman voor te bereiden en te voeren. Ook de raadsman van [medeverdachte 1] ., mr. M.L. van Gessel, heeft verzocht het onderzoek te heropenen (te schorsen).
Het hof heeft het onderzoek vervolgens geschorst tot 18 november 2022 om deze aanhoudingsverzoeken te behandelen.
Terechtzitting 18 november 2022
Het hof heeft op 18 november 2022 de aanhoudingsverzoeken van verdachte en medeverdachten behandeld en meegedeeld dat op die verzoeken beslist zal worden bij arrest of tussenarrest, te wijzen op 2 december 2022.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat het hof onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de belangen van verdachte bij de afweging die is gemaakt bij de eerdere beslissingen om het onderzoek niet voor langere tijd te schorsen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Verdachte is door de rechtbank integraal vrijgesproken. Het openbaar ministerie heeft beroep ingesteld tegen het vonnis. Zij is dus buiten haar toedoen verwikkeld geraakt in een jarenlange procedure, waarin veel op het spel staat. Ik ben haar derde raadsman, dat is gelet op de duur van de procedure, inmiddels acht jaar, niet opvallend. Als ik haar proceshouding in al die jaren beschouw, is geen enkele vertraging in het proces door haar veroorzaakt.
Verdachte heeft recht op een adequate rechtsbijstand om zich te kunnen verweren tegen de meer dan gemiddeld ingewikkelde strafrechtelijke verwijten. Cliënte heeft expliciet aangegeven gebruik te willen maken van haar recht op een eerlijk proces en dus op effectieve rechtsbijstand. Ik verzoek u met klem de verdediging in staat te stellen om de verdediging op een later tijdstip te kunnen voeren.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek het onderzoek te schorsen.
Oordeel van het hof
Verdachte is in de hele procedure tot nu toe steeds meegegaan met de vertragingstactieken die door haar vader zijn geïnitieerd. Het hof begrijpt wel dat zij daarbij telkens haar loyaliteit ten opzichte van haar familieleden voorop heeft gesteld. De vraag is nu of haar dat voldoende kan worden verweten om te beslissen dat ook in haar zaak eindarrest wordt gewezen, zonder dat zij bij haar verdediging in hoger beroep bijstand had van een advocaat.
Bij nader inzien is het hof van oordeel dat aan het aspect dat bij verdachte bij het meegaan met vertragingstechnieken loyaliteit ten opzichte van haar familieleden voorop zal hebben gestaan, onvoldoende gewicht is toegekend bij de afweging van de bij aanhouding van het onderzoek op de terechtzitting betrokken belangen. De raadsman heeft in dit verband terecht opgemerkt dat de vertragingen in het proces niet door toedoen van verdachte, anders dan in het volgen van de verdediging van haar vader, zijn veroorzaakt. Het recht op een adequate rechtsbijstand moet in de gegeven omstandigheden mede daarom zwaarder wegen dan het belang dat niet alleen verdachte maar ook de samenleving heeft bij een doeltreffende en spoedige berechting.
Het hof zal het verzoek daarom toewijzen.
BESLISSING
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 2 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.