De beoordeling
1. De beroepsgronden richten zich in de eerste plaats tegen de – door de officier van justitie gewijzigde – inleidende beschikking, waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een sanctie is opgelegd van € 240,- voor: “Op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft”. Deze gedraging, met feitcode R619, zou zijn verricht op 11 juli 2019 om 15:13 uur op de N256 Deltaweg in Goes met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de betrokkene, die op een motorfiets reed, zich links van de voorsorteerstrook voor rechtdoor bevond, omdat hij uit veiligheidsoverwegingen naar de voorkant van de file probeerde te rijden. Dit is volgens hem in lijn met de file gedragscode voor motorrijders en zou maken dat de omstandigheden van het geval het opleggen van een sanctie niet rechtvaardigen, aldus de gemachtigde.
3. De onderhavige gedraging betreft – na wijziging door de officier van justitie – een overtreding van artikel 62 in verbinding met artikel 78, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), hetgeen, kort gezegd, inhoudt dat bestuurders die de rijbaan volgen verplicht zijn op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft.
4. Gelet op de stukken in het dossier, waaronder met name de foto’s van de gedraging, en op hetgeen namens de betrokkene naar voren is gebracht staat vast dat de onder 1 vermelde gedraging is verricht. Het hof zal het bezwaar van de gemachtigde beoordelen in het licht van de vraag of sprake is van omstandigheden die het opleggen van een sanctie niet billijken dan wel matiging van de sanctie rechtvaardigen.
5. Volgens een in 1991 opgestelde gedragscode (zie www.motorplatform.nl) mag een motorrijder langzaam tussen de file doorrijden. Bij snelwegen met meer dan twee rijstroken, mag de motorijder tussen de twee meest linkse rijstroken rijden. Daarbij is uitdrukkelijk benoemd dat de motorrijder geen gebruik mag maken van de vluchtstrook rechts van de rijbaan, de redresseerstrook links van de rijbaan, doelgroepenstroken, verdrijvingsvlakken of puntstukken. Deze gedragscode is een dringend advies en geen wettelijke regeling. De gedragscode is alleen bedoeld om toe te passen bij stilstaand of langzaam rijdend verkeer op de Nederlandse snelwegen.
6. Nog daargelaten dat de in geding zijnde gedraging van de betrokkene niet plaatsvond op de snelweg en de betrokkene niet tussen een file reed, zodat de gedragscode niet van toepassing was, laat de gedragscode onverlet dat de bestuurder op de kruising de richting dient te volgen die de voorsorteerstrook aangeeft. Dit betekent dat de betrokkene de andere voertuigen moest volgen op de rijstrook voor rechtdoor gaand verkeer.
7. Voorts voert de gemachtigde in hoger beroep aan dat de officier van justitie, gelet op de wijziging van de feitcode en de omschrijving van de gedraging, de betrokkene een kostenvergoeding had moeten toekennen. De kantonrechter heeft dit miskend. De gemachtigde verzoekt daarom de beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie te vernietigen en alsnog een proceskostenvergoeding toe te kennen.
8. Voor een vergoeding van proceskosten is aanleiding wanneer de betrokkene in het gelijk wordt gesteld. Dat is in de regel het geval als de inleidende beschikking, waarbij de sanctie is opgelegd, wordt vernietigd of als de inleidende beschikking wordt gewijzigd op het punt van de hoogte van de sanctie, de omschrijving van de gedraging of de feitcode (vergelijk de arresten van dit hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).
9. In dit geval heeft de officier van justitie de inleidende beschikking gewijzigd voor wat betreft de feitcode en de omschrijving van de gedraging. De officier van justitie heeft de betrokkene dus in het gelijk gesteld als bedoeld in voormelde arresten. De proceskosten, gemaakt in de fase van het administratief beroep, komen dan ook voor vergoeding in aanmerking. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het verzoek om proceskostenvergoeding ongegrond is verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen, vernietigen evenals, met gegrondverklaring van het beroep daartegen, de beslissing van de officier van justitie, voor zover daarbij het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.
10. Het hof zal een proceskostenvergoeding toekennen voor de fase van het administratief beroep. Aan het indienen van het administratief beroepschrift dient een punt te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt € 541. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Dit leidt tot een bedrag van € 405,75 (= 1,5 x € 541,- x 0,5). Daarnaast bestaat aanleiding voor een proceskostenvergoeding voor het beroep bij de kantonrechter en het hoger beroep (vergelijk het arrest van dit hof van 1 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1786). Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen twee procespunten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 759,-. Nu de gronden slechts doel treffen op het punt van de proceskostenvergoeding wordt, voor de vaststelling van de vergoeding de wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toegepast, hetgeen leidt tot een vergoeding voor de in beroep bij de kantonrechter en in hoger beroep gemaakt proceskosten van € 379,50 (= 2 x 759 x 0,25).