4.1
FNV heeft – na wijziging van eis – gevorderd:
voor recht te verklaren dat:
1. Geesink de collectieve aaneengesloten vakantie over week 15-2020 heeft vastgesteld in strijd met de artikelen 4.1.6 sub f en/of g en/of in strijd met
artikel 4.1.7 sub b en c van de Cao;
2. het besluit tot het vaststellen van de collectieve aaneengesloten vakantie nietig is;
3. het besluit tot het vaststellen van de collectieve aaneengesloten vakantie in
week 15 van 2020 onrechtmatig is;
4. de verlofdagen over week 15-2020 ten onrechte zijn afgeschreven van de vakantiesaldi van de betreffende (ex)-werknemers van Geesink en hierbij te bepalen dat deze moeten worden bijgeschreven op de individuele vakantiesaldi en voor zover dat niet meer mogelijk is te bepalen dat deze dienen te worden uitbetaald aan de betreffende (ex)-werknemers van Geesink;
5. het vaststellen van een collectieve aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020 door Geesink wegens een bedrijfssluiting in strijd is met artikel 7:628 lid 1 BW en in strijd is met artikel 7:611 BW;
6. Geesink de aanbeveling bij de artikelen 4.1.6 en 4.1.7 van de Cao niet heeft nageleefd;
Geesink, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
7. tot het terugboeken van afgeschreven vakantieverlofdagen, in verband met de collectieve aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020, naar de vakantiesaldi van werknemers, althans te bepalen dat de in verband met de vastgestelde aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020 afgeschreven vakantie verlofdagen moeten worden gerestitueerd aan de werknemers van Geesink, en dat hierbij een ruime vervaltermijn dient te worden gehanteerd zodat werknemers ook daadwerkelijk de gelegenheid hebben om de vakantieverlofdagen te benutten naar eigen inzicht;
dan wel, voor zover het niet, of niet meer mogelijk is om de ten behoeve van de collectieve aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020 afgeschreven vakantiedagen bij te schrijven op de vakantiesaldi van de werknemers:
8. tot het uitbetalen aan haar (ex)-werknemers van voor week 15-2020 opgenomen vakantiedagen te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW, gesteld op 50%, en de daaruit voortvloeiende bedragen te verhogen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum der voldoening, dit met gelijktijdige verstrekking aan hen van een bruto-/netto-specificatie; een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag per (ex)-werknemer, voor elke dag dat Geesink dit jegens enige (ex)-werknemer nog mocht nalaten;
9. het betalen aan FNV van de buitengerechtelijke kosten van € 2.775,-;
10. het betalen aan FNV van een schadevergoeding als bedoeld in de
artikelen 15 en 16 WCAO van € 10.000 dan wel een in goede justitie te bepalen schadevergoeding wegens schending van artikelen 15 en 16 WCAO;
11. tot het betalen aan haar van de wettelijke rente over de onder 9. en 10. genoemde bedragen/gevraagde vergoedingen vanaf de datum waarop deze opeisbaar zijn tot aan de datum waarop deze geheel zijn voldaan door Geesink;
met veroordeling van Geesink in de proceskosten, vermeerderd met rente en nakosten.
4.3
In het vonnis van 26 oktober 2022 heeft de kantonrechter de gevorderde verklaringen voor recht sub 1. en 4. toegewezen en bepaald dat de ten onrechte afgeschreven vakantie-dagen moeten worden bijgeschreven dan wel, indien bijschrijving niet meer mogelijk is, deze vakantiedagen moeten worden uitbetaald.
Daarnaast zijn de gevorderde veroordelingen sub 7. en 8., behoudens de daarbij gevorderde wettelijke verhoging en daaraan verbonden dwangsom, toegewezen alsook € 462,50 van de sub 9. gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
Geesink is tot slot veroordeeld in de proceskosten, inclusief een vergoeding voor nakosten.
De gevorderde verklaringen voor recht sub 2., 3., 5. en 6. alsook de gevorderde veroordelingen sub 10. en 11. zijn afgewezen.