Arbeidszaak (Wwz) met internationale aspecten. Na verwijzing door de Hoge Raad beroept werknemer zich bij het hof (alsnog) op onbevoegdheid van de kantonrechter en van het hof. Artikelen 22 en 26 Verordening Brussel I-bis.
Voor het verloop van de procedure tot aan de beschikking van de Hoge Raad van 11 maart 20221 (hierna: de verwijzingsbeschikking) verwijst het hof naar die beschikking. Bij de verwijzingsbeschikking heeft de Hoge Raad de beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch van 1 oktober 20202 vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing, met veroordeling van Weener XL in de kosten van het geding in cassatie.
1.2
Het verdere verloop van de procedure is als volgt:
- bij verzoek van 5 februari 2024 heeft [appellant] de zaak aangebracht bij dit hof;
- op 8 mei 2024 heeft de voorzitter een regiegesprek gevoerd met de advocaten van partijen over de bevoegdheid van het hof en de kantonrechter, gelet op de vergewisplicht. Aan de advocaten is ook de vraag voorgelegd of zij bij beroep van [appellant] op onbevoegdheid toch prijs stellen op een mondelinge behandeling en of zij de zaak eventueel vrijwillig integraal aan het hof willen voorleggen;
- de schriftelijke bevestiging van mr. Douwes van 4 juni 2024 dat [appellant] zich beroept op onbevoegdheid van de kantonrechter en het hof en daarop een beslissing wenst zonder mondelinge behandeling;
- de schriftelijke bevestiging van mr. De Roover van 6 juni 2024 dat de zaak zonder mondelinge behandeling kan worden afgedaan.
1.3
Vervolgens heeft het hof uitspraak bepaald op 12 augustus 2024 of zoveel eerder als mogelijk is.
2 De verdere beoordeling in het hoger beroep
de beslissing in het kort
2.1
Het hof oordeelt dat het niet bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen en dat dit ook gold voor de kantonrechter zodat diens beslissing vernietigd moet worden. Deze beslissing wordt hierna uitgelegd.
de toepasselijke bevoegdheidsregels
2.2
Deze zaak heeft internationale aspecten, omdat [appellant] in het buitenland woont.
2.3
Weener XL heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met [appellant] , die toen volgens haar in België woonde, te ontbinden. [appellant] is niet bij de kantonrechter verschenen, ook niet nadat Weener XL hem bij deurwaardersexploot heeft laten oproepen. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst met ingang van 24 juli 2019 ontbonden en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
2.4
[appellant] heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij destijds al in Spanje woonde en betwist dat hij in de kantonprocedure behoorlijk is opgeroepen. Hij heeft geprotesteerd tegen de ontbindingsgrond en de proceskostenveroordeling en heeft het hof verzocht de ontbinding als zodanig in stand te laten en hem de transitievergoeding en een billijke vergoeding toe te kennen.
2.5
De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van een ontbindingsverzoek, gericht tegen een werknemer die in een andere lidstaat woont, moet worden beoordeeld aan de hand van Verordening Brussel I-bis.3
2.6
Artikel 22 lid 1 Verordening Brussel I-bis houdt in dat de vordering van de werkgever slechts kan worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft. Omdat [appellant] ten tijde van het inleidende verzoek in een andere lidstaat dan Nederland woonde, te weten in België (volgens de deurwaarder) of in Spanje (volgens [appellant] zelf), was in beginsel alleen de Belgische of Spaanse rechter bevoegd. Op grond van artikel 26 lid 1 Verordening Brussel I-bis is ook het gerecht van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat als de werknemer verweerder is, het gerecht waar deze is verschenen zich, alvorens de bevoegdheid op grond van lid 1 te aanvaarden, ervan vergewist dat de verweerder op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid van het gerecht te betwisten en van de gevolgen van verschijnen of niet-verschijnen (de zogeheten “vergewisplicht”). De rechter moet zijn oordeel dat aan deze vergewisplicht is voldaan voldoende motiveren, zoals de Hoge Raad in deze zaak heeft beslist.
2.7
Ter voldoening aan de vergewisplicht en met het oog op efficiënte procesvoering is het onder 1.2 vermelde regiegesprek gevoerd, waarbij ambtshalve óók de bevoegdheid van de kantonrechter aan de orde is gesteld. Het hof merkt op dat [appellant] in hoger beroep weliswaar geen duidelijke grief had gericht tegen het impliciete oordeel van de kantonrechter dat hij bevoegd was om over de verzochte ontbinding te beslissen, maar de bevoegdheidsregels van Brussel I-bis zijn van openbare orde. Het hof moet ambtshalve toetsen of aan die bevoegdheidsregels is voldaan, ook buiten de grieven om.4
Daarna heeft [appellant] zich op het standpunt gesteld dat hij de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en daarmee de bevoegdheid van het hof en de kantonrechter betwist.
2.8
Omdat [appellant] in eerste aanleg niet is verschenen, doet de uitzondering van artikel 26 op de hoofdregel van artikel 22 van Brussel I-bis zich niet voor. De kantonrechter heeft zich er zonder de door lid 1 verlangde verschijning feitelijk niet van kunnen vergewissen dat [appellant] in afwijking van de hoofdregel van artikel 22 Brussel I-bis zijn bevoegdheid wilde aanvaarden of (al dan niet bewust) niet verscheen op grond van (de ratio van) die hoofdregel, die de werknemer als zwakkere partij beoogt te beschermen.
Het hof zal daarom de kantonrechter alsnog onbevoegd verklaren en de beschikking van 24 juli 2019 vernietigen.
2.9
Het hof zal zich onbevoegd verklaren om kennis te nemen van de verzoeken van [appellant] in hoger beroep.
2.10
De kosten van de procedure in eerste aanleg, waarin [appellant] niet is verschenen en daarom geen proceskosten heeft gemaakt, komen voor rekening van Weener XL die de zaak bij een onbevoegde rechter heeft aangebracht.
De kosten van het hoger beroep, waarin Weener XL door de proceshouding van [appellant] kosten heeft moeten maken voor de inhoudelijke bespreking van de grieven van [appellant] , zullen worden gecompenseerd zodat iedere partij de aan eigen zijde gevallen kosten dient te dragen.
3 De beslissing
Het hof:
3.1
verklaart de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch alsnog onbevoegd om kennis te nemen van het ontbindingsverzoek van Weener XL, gericht tegen [appellant] , en vernietigt de beschikking van 24 juli 2019;
3.2
veroordeelt Weener XL in de kosten van de procedure bij de kantonrechter, aan de zijde van [appellant] vastgesteld op nihil;
3.3
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van [appellant] in hoger beroep;
3.4
compenseert de proceskosten van het hoger beroep, zodat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.E.L. Fikkers, D.W.J.M. Kemperink en P. Kruit en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2024.
3Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), Pb.EU L-351