GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2007\391
Beslissing d.d. 10 maart 2008
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak van
[Terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Rotterdam van 26 november 2007, houdende afwijzing van de vordering van de officier van justitie van 24 september 2007, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
• Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, gelet op artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering van de officier van justitie haar beslissing heeft genomen en daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
• De terbeschikkingstelling van betrokkene is ingegaan op 27 oktober 2000 en loopt dus thans meer dan zeven jaren. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van de delicten waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. Het hof is van oordeel dat bij een afweging van belangen van de terbeschikkinggestelde en van de maatschappij naar mate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. De maatregel is opgelegd ter zake een poging tot zware mishandeling, die eruit bestond dat betrokkene in januari 2000 uit een raam van zijn verblijfsadres stenen, flessen, messen en andere voorwerpen naar twee politieagenten heeft gegooid, en ter zake een bedreiging gericht tegen zijn hospita. Het betreft hier feiten van relatief geringe aard. Daarnaast blijkt uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 januari 2000 betrokkene betreffend, dat betrokkene, ondanks het grote aantal delicten waarvoor hij is veroordeeld, veelal is veroordeeld voor vermogensdelicten zonder geweld. Het hof schat in dat het risico dat betrokkene na beëindiging van de terbeschikkingstelling zich schuldig zal maken aan het plegen van ernstige geweldsdelicten gering is. Betrokkene heeft een verblijfplaats geregeld bij een goede kennis. Hij zegt contact met de reclassering of het Leger des Heils op te nemen, indien hij hulp of steun nodig heeft.
Gelet op het bovenstaande is het hof, overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling eist, dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen en dat de terbeschikkingstelling dient te worden beëindigd.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Rotterdam van 26 november 2007 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Aldus gedaan door
mr Stikkelbroeck als voorzitter,
mrs Van den Heuvel en Besier als raadsheren,
en drs Poll en dr Van Kordelaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr Janssen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2008.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.