Het gaat hier om de vraag voor wiens risico dient te komen dat de sommatie van 21 juni 2005 [geïntimeerden] niet heeft bereikt. Artikel 3:37 lid 3 BW bepaalt in dit verband dat een verklaring, om haar werking te hebben, de persoon tot wie zij is gericht, moet hebben bereikt. Nochtans heeft ook een verklaring die hem tot wie zij was gericht, niet of niet tijdig heeft bereikt, haar werking, indien dit niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling, van de handeling van personen voor wie hij aansprakelijk is, of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt, aldus het vervolg van deze bepaling.
Het hof is voorlopig van oordeel dat de door de bank gestelde voorwaarde dat een cliënt tijdig zijn nieuwe adres aan de bank doorgeeft, bij gebreke waarvan de bank het aan haar opgegeven adres zonder tegenbericht als juist mag beschouwen, geldig is. Een indicatie daarvoor vormt de omstandigheid dat deze voorwaarde in artikel 6:236 sub l BW is uitgezonderd van hetgeen als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt.
Desalniettemin acht het hof het voorlopig in de onderhavige situatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat SNS Bank [geïntimeerden] aan deze voorwaarde houdt.
SNS Bank wist immers dat het bij haar bekende adres van [geïntimeerden] het adres betrof van de ongeveer een jaar eerder op haar last verkochte woning en had daarvan melding kunnen en moeten maken in haar eigen administratiesysteem. Zonder nadere redengeving, die evenwel ontbreekt, valt niet in te zien waarom SNS Bank er van uit mocht gaan dat [geïntimeerden] in deze woning zou zijn blijven wonen. De enkele omstandigheid dat cliënten na overleg regelmatig (tijdelijk) in het onderpand mogen blijven wonen, is in dit verband onvoldoende. Ook valt niet in te zien waarom SNS Bank er op mocht vertrouwen dat de post van [geïntimeerden] ruim een jaar na de datum van overdracht nog zou worden doorgezonden naar het nieuwe adres. Het voorgaande klemt te meer, nu uit het openbare faillissementsverslag van 14 juli 2004 blijkt dat [geïntimeerden] wel tijdig zijn adreswijziging had doorgegeven aan de curator, bij wie ook de restantvordering van SNS Bank was ingediend. Daarbij komt dat SNS Bank in haar akte van 10 april 2012 niet heeft weersproken dat [geïntimeerden] aan de Gemeentelijke Basis Administratie had doorgegeven dat hij op 3 juni 2004 was gaan wonen aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] . Weliswaar heeft SNS Bank er op gewezen dat zij geen toegang heeft tot de Gemeentelijke Basis Administratie, maar in de omstandigheden van het onderhavige geval – waarbij sprake is van een gedwongen verkoop van de verhypothekeerde woning, waarvan SNS Bank een melding had moeten maken in haar eigen systeem, en van slechts één enkele sommatie, die, hoewel daarmee in de sommatie is gedreigd, niet is gevolgd door verdere maatregelen zoals de inschakeling van een deurwaarder voor een ambtshandeling als een stuitingsexploit, terwijl op deze sommatie gedurende vijf jaar geen reactie was ontvangen – had het op de weg van SNS Bank gelegen zich tijdig meer inspanningen te getroosten om het juiste adres van [geïntimeerden] te achterhalen, dan zij heeft gedaan. Nu zij dat heeft nagelaten, is het hof voorlopig van oordeel dat het voor haar rekening en risico dient te komen dat de sommatie van 21 juni 2005 [geïntimeerden] niet heeft bereikt, zodat deze haar werking mist.
Het moet er daarom voorlopig voor worden gehouden dat pas op 4 juni 2010 een sommatie is verzonden die haar werking heeft gehad. Op dat moment was de vordering van SNS Bank reeds verjaard.
SNS Bank heeft onder grief 6 nog aangevoerd dat de verjaring van haar nakomingsvordering, begroot op € 159.197,92, is veroorzaakt door de toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerden] doordat hij in strijd met zijn contractuele verplichting zijn adreswijzigingen niet heeft doorgegeven. Ook deze bypass strandt op de hiervoor reeds uiteengezette derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid.
Grief 1, 4 en 6 falen derhalve eveneens.