Motorrijtuigenbelasting. Boete. De inspecteur heeft zijn standpunt in zoverre gewijzigd dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking dienen te worden vernietigd. Het Hof sluit zich daarbij aan.
de directeur van de Belastingdienst Centrale Administratie (kantoor [P]), de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 november 2011, nummer AWB 11/5064, betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en beschikking.
Naheffingsaanslag, boetebeschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan belanghebbende zijn over het tijdvak van 30 oktober 2009 tot en met 29 oktober 2010 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting van € 2.284 en bij beschikking een boete van € 2.284 opgelegd.
1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3. Tegen de uitspraken van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 41 is geheven.
1.4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 112 is geheven.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De Inspecteur heeft het Hof bij faxbericht van 20 februari 2013 meegedeeld dat hij alsnog van oordeel is dat de naheffingsaanslag en de boete niet in stand kunnen blijven, dat hij belanghebbende daarvan in kennis heeft gesteld en dat hij de zitting niet zal bijwonen.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 22 februari 2013, gehouden te Den Haag. Belanghebbende is verschenen, de Inspecteur, zoals aangekondigd, niet.
Beoordeling van het hoger beroep
3.1. De Inspecteur heeft zijn standpunt in zoverre gewijzigd dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking dienen te worden vernietigd. Het Hof sluit zich daarbij aan.
3.2. Belanghebbende heeft van het nadere bericht van de Inspecteur kennisgenomen en heeft zich ter zitting daarover uitgelaten. Hij heeft te kennen gegeven dat de Inspecteur ook hem een brief heeft gestuurd. Desgevraagd is belanghebbende kort ingegaan op die brief. Hij heeft te kennen gegeven dat hij zich verenigt met de uitkomst dat de naheffing en de boete vervallen, doch dat hij zich niet in de motivering kan vinden, reeds omdat nu niet (meer) wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling, hetgeen te meer klemt nu de Inspecteur wat dat aangaat bij zijn standpunt blijft.
3.3. Nu wat deze procedure betreft het gelijk aan de zijde van belanghebbende is, moet worden beslist als hierna is vermeld.
Proceskosten en griffierechten
4.1. Het Hof ziet reden de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende. Het Hof stelt de kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast conform het verzoek van belanghebbende op € 300 (2 x € 150) wegens reis en verletkosten in verband met het bijwonen van de zitting bij de rechtbank en van de zitting bij het Hof. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
4.2. De Inspecteur dient de voor de behandeling van de zaak in beroep en in hoger beroep betaalde griffierechten, in totaal € 153, aan belanghebbende te vergoeden.
Beslissing
Het Gerechtshof:
-
vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
-
vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;
-
vernietigt de naheffingsaanslag en de boetebeschikking;
-
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 300; en
-
gelast de Inspecteur de griffierechten van in totaal € 153 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier E. Kalač. De beslissing is op 22 maart 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
de naam en het adres van de indiener;
-
de dagtekening;
-
de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: