KBL-zaak. Verwijzingszaak HR 2 december 2011, nr. 10/04808. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard alsnog met de inspecteur van opvatting te zijn dat de verhogingen over de jaren 1991 t/m 1994 moeten worden vastgesteld op 64 percent van de belasting/premie zoals die door het Gerechtshof Amsterdam is vastgesteld en dat de overige verhogingen en de boeten moeten vervallen.
de directeur van de Belastingdienst Amsterdam (dan wel Holland-Noord), de Inspecteur,
op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.
Navorderingsaanslagen, kwijtscheldingsbesluiten, boetebeschikkingen en bezwaar
1.1.1. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1991 tot en met 1997 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd met een verhoging van 100 percent van de belasting/premie, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend.
1.1.2. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1998 tot en met 2000 navorderingsaanslagen in de IB/PVV opgelegd en bij beschikkingen boeten van 100 percent.
1.2. De navorderingsaanslagen, de kwijtscheldingsbesluiten en de boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Loop van het geding
2.1. Bij uitspraak van 23 september 2010, nummer 04/02817, heeft het Gerechtshof Amsterdam voor zover hier van belang de door belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen en de boeten verminderd, de verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 505 en de Inspecteur gelast het griffierecht van € 37 aan belanghebbende te vergoeden.
2.2. Bij arrest van 2 december 2011, nummer 10/04808, heeft de Hoge Raad het door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam ingestelde beroep in cassatie gegrond verklaard, de hofuitspraak uitsluitend wat betreft de verhogingen voor de jaren 1991 tot en met 1997 en de boeten voor de jaren 1998 tot en met 2000 vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
2.3. Partijen hebben zich over het arrest van de Hoge Raad (het verwijzingsarrest) uitgelaten, belanghebbende bij brieven van 14 februari 2012 en 10 mei 2012, de Inspecteur bij brieven van 8 februari 2012 en 27 april 2012. Zij hebben van elkaars schrifturen, waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd, kunnen kennis nemen.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 januari 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Ter zitting is tevens de zaak met het kenmerk BK-11/00951 behandeld.
Beoordeling van het beroep na verwijzing
3.1. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard alsnog met de Inspecteur van opvatting te zijn dat de verhogingen over de jaren 1991 tot en met 1994 moeten worden vastgesteld op 64 percent van de belasting/premie zoals die door het Gerechtshof Amsterdam is vastgesteld en dat de overige verhogingen en de boeten moeten vervallen.
3.2. Dat voert het Hof tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Bijgevolg moet worden beslist zoals hierna is vermeld.
Proceskosten
Het Hof ziet reden de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in beroep na verwijzing gemaakte proceskosten. Het Hof stelt de kosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.416: 2 punten à € 472 x 1,5 (gewicht), van welk bedrag wegens samenhang met de zaak BK-11/00951 de helft, ofwel € 708, aan die zaak wordt toegerekend. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
Beslissing
Het Gerechtshof:
-
vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op een verhoging of een boete;
-
vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten;
-
vermindert de navorderingsaanslagen voor de jaren 1991 tot en met 1994 aldus, dat de verhogingen, na kwijtschelding, worden vastgesteld op 64 percent van de door het Gerechtshof Amsterdam vastgestelde bedragen aan belasting en premie;
-
vermindert de navorderingsaanslagen voor de jaren 1995 tot en met 1997 aldus, dat telkens de verhoging vervalt;
-
vernietigt de boetebeschikkingen; en
-
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten na verwijzing aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 708.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 26 april 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier was verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
de naam en het adres van de indiener;
-
de dagtekening;
-
de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: