[X] te [Z], belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 13 april 2012, nummer AWB 11/1020, betreffende na te vermelden beschikking en aanslag.
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning), vastgesteld op € 188.000 per 1 januari 2010 (hierna: de waardepeildatum). Deze beschikking geldt voor het kalenderjaar 2011.
1.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2011, wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning, een aanslag opgelegd in de onroerendezaakbelasting van de gemeente naar een heffingsmaatstaf van € 188.000.
1.3. Het aanslagbiljet waaruit van de vorenvermelde beschikking en aanslag blijkt, is gedagtekend 28 februari 2011.
1.4. Bij twee in één geschrift, gedagtekend 15 juli 2011, vervatte uitspraken heeft de Inspecteur het bezwaar gegrond verklaard en de waarde van de woning nader vastgesteld op € 177.000. De aanslag onroerendezaakbelasting is dienovereenkomstig verminderd. Voorts heeft de Inspecteur een kostenvergoeding toegekend van € 114,90.
1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband hiermee is een griffierecht geheven van € 41. De rechtbank heeft:
- het beroep gegrond verklaard,
- de uitspraak op bezwaar voor zover het betreft de kostenvergoeding (uitgezonderd de taxatiekosten) vernietigd en voor het overige de uitspraak in stand gelaten,
- bepaald dat de Inspecteur de proceskosten van belanghebbende in de bezwaarfase ten bedrage van € 223,90 dient te vergoeden, te betalen door de Inspecteur aan belanghebbende, minus het reeds betaalde,
- bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar voor zover vernietigd,
- de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten zijn begroot op € 163,88 en bepaald dat de Inspecteur belanghebbende het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 april 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Voorafgaand aan de zitting heeft de Inspecteur bij brief van 10 april 2013 een nader standpunt ingenomen. De brief is ter kennis gebracht aan belanghebbende.
Vaststaande feiten
3.1. Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.
3.2. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van zijn bezwaarschrift een taxatierapport van [A], opgemaakt door [B] op 9 mei 2011, in het geding gebracht. De taxateur heeft de woning ten behoeve van het taxatierapport uitwendig geïnspecteerd. In de bezwaarfase heeft belanghebbende verzocht om een kostenvergoeding. De Inspecteur heeft dit verzoek, voor wat betreft de kosten van het taxatierapport afgewezen.
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
4.1. In hoger beroep is tussen partijen uitsluitend in geschil of de Inspecteur de door belanghebbende gemaakte taxatiekosten dient te vergoeden.
4.2. Ter zitting heeft belanghebbende zich voor de hoogte van de taxatiekostenvergoeding en de vraag of voor de bepaling van de proceskostenvergoeding in hoger beroep sprake is van samenhangende zaken, gerefereerd aan het oordeel van het Hof.
4.3. De Inspecteur heeft in zijn brief van 10 april 2013 geconcludeerd dat aan belanghebbende een vergoeding toekomt in verband met het opgestelde taxatierapport, die moet worden vastgesteld op € 50 per uur, exclusief omzetbelasting, en dat voor de bepaling van de proceskosten in hoger beroep uit moet worden gegaan van een samenhang van de onderhavige zaak met de zaken met nummers BK-12/00450, BK-12/00457 en BK-12/00505.
Beoordeling van het hoger beroep
7.1. Tussen partijen is niet langer in geschil dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van de taxatiekosten. Het betreft een woning zonder bijzonderheden, zodat niet kan worden geoordeeld dat sprake is van zeer gecompliceerde werkzaamheden. Voorts staat vast dat er geen sprake is van een inpandige opname door de taxateur. Het Hof stelt de te vergoeden kosten voor het inschakelen van de taxateur vast op twee uur à € 50 per uur, exclusief omzetbelasting, derhalve in totaal € 119 met inbegrip van omzetbelasting.
7.2. Dit betekent dat het hoger beroep gegrond dient te worden verklaard. Beslist dient te worden zoals hierna vermeld.
Proceskosten en griffierecht
8.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten, waarbij het Hof, gelet op de inhoud van de desbetreffende dossiers, de onderhavige zaak en de zaken met de nummers BK-12/00450 en BK-12/00457 aanmerkt als met elkaar samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, nu (de gemachtigde van) belanghebbende in die zaken één hoger beroepschrift ingediend heeft. Van samenhang met de zaak met nummer BK-12/00505 is geen sprake. Weliswaar betreft deze zaak hetzelfde onderwerp, maar het hoger beroepschrift is bijna een maand na het hoger beroepschrift in de onderhavige zaak bij het Hof is ingekomen.
8.2. Het Hof stelt de proceskosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het vorengenoemde Besluit en de daarbij behorende bijlage, voor de onderhavige zaak vast op:
- € 145,67 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het Hof: 2 punten à € 437 x 0,5 (gewicht van de zaak), gedeeld door 3, het aantal samenhangende zaken;
- € 163,88 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de rechtbank;
- € 223,90 wegens kosten in de bezwaarfase;
- € 119 wegens kosten van het taxatierapport, in totaal derhalve op € 652,45.
Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 41, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 115 te worden vergoed.
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het betreft de kostenvergoeding en laat de uitspraak voor het overige in stand,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 652,45, verminderd met de reeds betaalde proceskosten,
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 156 aan griffierecht te vergoeden, voor zover hij dit nog niet heeft vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, M.C.M. van Dijk en T.A. Gladpootjes, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.S. Sterkenburg. De beslissing is op 27 mei 2013in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan
binnen zes weken
na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- - de naam en het adres van de indiener;
- - de dagtekening;
- - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- - de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.