Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ5998

Gerechtshof Den Haag
05-02-2013
02-04-2013
200.089.324-01
Civiel recht
Hoger beroep

Uitbuiting, verloning uitgebuite uren. Zie ook eerder arrest in deze zaak van het Hof Den Haag (uitgesproken op 9 oktober 2012)

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2013-0290
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0290

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht

Zaaknummer : 200.089.324 /01

Rolnummer Rechtbank : 828762 \ RL EXP 09-3767

Arrest van 5 februari 2013

inzake

[appellante]

woonplaats gekozen hebbende te Den Haag,

appellante,

hierna te noemen: [appellante],

advocaat: mr. M.M. Zwaan te Den Haag,

tegen

1. [geïntimeerde sub 1],

2. [geïntimeerde sub 2],

echtelieden, woonplaats gekozen hebbende te Den Haag,

geïntimeerden,

hierna te noemen: [geïntimeerden],

in rechte niet verschenen.

Het geding

1. In deze zaak is op 9 oktober 2012 een tussenarrest gewezen waarbij de zaak is verwezen naar de rol om [appellante] in de gelegenheid te stellen om, met inachtneming van hetgeen het hof in dat tussenarrest overwogen heeft, aldaar bij akte een herberekening van haar vordering te geven.

[appellante] heeft op 20 november 2012 een akte (met productie) genomen als hiervoor bedoeld.

[appellante] heeft arrest gevraagd, onder overlegging van stukken.

Beoordeling van het hoger beroep

2. In haar akte heeft [appellante] aangegeven dat er in de referentie periode (1 februari 2004 tot

1 februari 2006) sprake geweest is van 8.352 gewerkte uren. [appellante] is daarbij uitgegaan van 21,75 werkdagen per maand van elk 16 gewerkte uren per dag en dat gedurende 24 maanden. Waar het minimum uurloon over de periode van 1 februari 2004 tot 1 januari 2005 € 2,88 bruto bedroeg, het minimum uurloon over de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2006

€ 3,32 bruto bedroeg en het minimum uurloon over de periode van 1 januari 2006 tot

1 februari 2006 € 3,85 bruto, komt [appellante], naar haar berekening, aan salaris een bedrag toe van € 26.228,76 bruto. Op dat bedrag dient ingevolge ro. 15 van het tussenarrest van

9 oktober 2012 nog wel een bedrag van € 6.728,40 bruto in mindering gebracht te worden in verband met verschafte kost en inwoning, zodat, aldus [appellante], haar een bedrag aan achterstallig salaris van € 19.500,36 bruto toekomt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%.

3. Aan opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen is [geïntimeerden] volgens [appellante] nog een bedrag verschuldigd van € 2.010,06 bruto.

4.Over het gevorderde als hiervoor onder 2 en 3 weergegeven, vordert [appellante] de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.

5. Waar, naar het hof in zijn arrest van 9 oktober 2012 heeft overwogen, gedurende de referentieperiode uitgegaan moet worden van een werkweek van 80 uren, stelt het hof het aantal gewerkte uren dat voor verloning in aanmerking komt, vast op 4.160 (80 x 52) per jaar. Het verschil met de berekening van [appellante] is terug te voeren op het (onjuiste) uitgangspunt van [appellante] van 21,75 werkdagen per maand, ([appellante] had moeten uitgaan van 80 gewerkte uren per week). Voor dat verschil brengt het hof een bedrag van € 98,73 (te weten: over de periode van 1 februari 2004 tot 1 januari 2005 € 2,88 x (3.828 - 11/12 x 4.160) = € 43,20; over de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2006 € 3,23 x (4.176 – 4.160) = € 51,68; over de periode van 1 januari 2006 tot 1 februari 2006 € 3,85 x (348 – 1/12 x 4.160) = € 3,85) bruto in mindering op het onder 2. genoemde bedrag van € 19.500,36, hetgeen resulteert in een bedrag van € 19.401,63.

Waar overigens van een onjuiste salaris berekening door [appellante] niet gebleken is, ligt derhalve een bedrag van € 19.401,63 aan achterstallig loon voor toewijzing gereed. Over dat bedrag is [geïntimeerden] de wettelijke verhoging, te stellen op 30%, verschuldigd.

6. De berekening die [appellante] gemaakt heeft met betrekking tot uit te betalen vakantiedagen komt het hof correct voor zodat het bedrag zoals gevorderd kan worden toegewezen.

7. Over de onder 5. en 6. genoemde bedragen is de (tot 30% te matigen) wettelijke verhoging verschuldigd.

8. De wettelijke rente is verschuldigd over de onder 5., 6. en 7. bedoelde bedragen, vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 17 januari 2009.

9. De conclusie van al het voorgaande is dat de vordering van [appellante] toegewezen kan worden zoals hieronder weergegeven. Het vonnis van de kantonrechter van

23 februari 2011, dat anders luidt, zal worden vernietigd. Met betrekking tot het vonnis van 21 april 2010 zal het hof geen beslissing nemen nu in het dictum van dat vonnis geen te executeren beslissingen zijn opgenomen.

Waar de vordering van [appellante] grotendeels wordt toegewezen zal [geïntimeerden] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Het arrest zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

Beslissing

Het hof:

- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 23 februari 2011,

en opnieuw rechtdoende:

- veroordeelt [geïntimeerden] (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellante] aan achterstallig salaris te betalen een bedrag groot € 19.401,63 bruto, een en ander te vermeerderen met 30% aan wettelijke verhoging alles te verhogen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2009;

- veroordeelt [geïntimeerden] (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellante] aan opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen uit te betalen een bedrag groot

- € 2.010,06 bruto, een en ander te vermeerderen met 30% aan wettelijke verhoging alles te verhogen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2009;

- veroordeelt [geïntimeerden] (hoofdelijk) in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellante] tot op 23 februari 2011 begroot op € 85,98 aan explootkosten, € 52,-- aan griffierecht en € 1.200,-- aan salaris gemachtigde;

- veroordeelt [geïntimeerden] (hoofdelijk) in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 90,81 aan explootkosten, € 649,-- aan vastrecht en € 1.737,-- aan salaris advocaat;

- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.

- wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. S.R. Mellema, M.H. van Coeverden en J.W. van Rijkom, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2013 in aanwezigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.