In deze zaak kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
a. Bpf Bouw is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna: Wet Bpf 2000) dat is belast met de uitvoering van de pensioenregelingen in de bouw.
b. [appellant], geboren 10 september 1946, was op 1 januari 2006 statutair
directeur en grootaandeelhouder (hierna: dga) van [bedrijf 1] Beheer B.V., welke vennootschap de aandelen houdt in Aannemersbedrijf [bedrijf 2] B.V., welke vennootschap op haar beurt een bouwbedrijf exploiteert.
c. Dga’s zijn niet verplicht deel te nemen in de ouderdomspensioenregeling van Bpf Bouw. Zij waren tot 1 januari 2006 wel verplicht deel te nemen in de vroegpensioenregeling van de Stichting Vroegpensioenfonds voor het UTA-personeel in het Bouwbedrijf (hierna: Stichting Vroegpensioenfonds) en in de vut-regeling van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Uitvoerend, Technisch en Administratief personeel in het Bouwbedrijf (hierna: VUT-Stichting). Deze laatstbedoelde regelingen tezamen gaven de deelnemers de mogelijkheid om vóór hun 65-jarige leeftijd uit te treden.
d. Deze regelingen zijn met ingang van 1 januari 2006 afgeschaft, waarmee de verplichte deelneming is geëindigd. Ten aanzien van de vut-regeling gold dat de gewezen deelnemers – die op dat tijdstip de leeftijd waarop ze voor vut-uitkering in aanmerking hadden kunnen komen nog niet hadden bereikt – hun rechten op de vut-uitkering verloren. Ten aanzien van de vroegpensioenregeling gold dat op 31 december 2005 opgebouwde rechten op vroegpensioen niet vervielen, maar verdere opbouw vond vanaf die datum niet meer plaats.
e. Stichting Vroegpensioenfonds heeft de bij haar aangesloten dga’s, werkzaam in de bouwnijverheid, een brief gedateerd, maart 2006, doen toekomen, waarin werd medegedeeld dat de bestaande vroegpensioen- en vutregelingen met ingang van 1 januari 2006 waren vervallen. Tevens werd in die brief de dga’s de mogelijkheid geboden vrijwillig deel te nemen in de ouderdomspensioenregeling met nieuwe aanvullingsregeling van Bpf Bouw. Deelname maakt vervroegde uittreding mogelijk, onder de voorwaarde dat tevens zal worden deelgenomen aan de aanvullende regeling van VUT-Stichting. De brief vermeldt ook de voorwaarde dat voor alle regelingen premie wordt betaald. De brief eindigt als volgt:
“Indien u per 1 januari 2006 wenst deel te nemen aan de
ouderdomspensioenregeling en de aanvullende regelingen (“55-“en“55+”) kunt u dit, nadat u dit tevens aan uw werkgever heeft aangegeven, kenbaar
maken op bijgevoegd formulier. Het formulier dient u per ommegaande,
doch uiterlijk vóór 1 mei 2006 te retourneren. Indien u per 1 januari 2006
niet wenst deel te nemen aan genoemde regelingen, hoeft u niets te doen.”
f. Vanaf 1 januari 2006 zijn met betrekking tot [appellant] niet langer gegevens verstrekt aan VUT-Stichting en Stichting Vroegpensioenfonds om de voor hem verschuldigde premie te berekenen en zijn voor hem geen premies meer betaald.
g. Stichting Vroegpensioenfonds en VUT-Stichting zijn op 1 januari 2007 ten gevolge van een juridische fusie opgegaan in Bpf Bouw.
h. [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij de hiervoor onder e. genoemde brief niet heeft ontvangen.
i. [appellant] heeft bij brief van 23 oktober 2007 aan VUT-Stichting bezwaar doen maken tegen het laten vervallen van de aanvullingsregeling. Bpf Bouw heeft dit bezwaar bij brief van 7 februari 2008 afgewezen.
j. Bij brief van 29 september 2008 heeft Bpf Bouw een verzoek van [appellant] om alsnog gebruik te mogen maken van het aanbod in de brief van Stichting Vroegpensioenfonds van maart 2006 afgewezen, op grond dat de termijn om van dat aanbod gebruik te maken inmiddels was verstreken.