In zijn rapport heeft de deskundige P.A. Vermeer (verder: Vermeer) op de door het hof gestelde vragen de volgende antwoorden gegeven.
Vraag a. Zijn het laboratoriumonderzoek van GeoDelft en de mede op grond daarvan uitgevoerde berekeningen volgens de in het vakgebied van de (geo)techniek in 2003 geldende maatstaven en inzichten uitgevoerd?
Antwoord Het eigenlijke laboratoriumonderzoek is zeer hoogwaardig en naar de in 2003 geldende maatstaven en inzichten van het vakgebied uitgevoerd. Door het ontbreken van een inspectierapport met betrekking tot de proefsleuf is het veldwerk echter niet over de hele linie als hoogwaardig te kwalificeren.
De uitgevoerde berekeningen zijn op belangrijke onderdelen niet naar de maatstaven en inzichten van het vakgebied uitgevoerd. De afwijkingen betreffen de drukken in het grondwater en (in enige berekeningen) de schuifsterkte van de grond. (…)
Vraag b. Mocht de in het GeoDelft-rapport voor de berekening van de stabiliteit van het bezweken kadevak gehanteerde parameter voor veensterkte (cohesie/plakkracht) worden gebruikt?
Antwoord Voor natte omstandigheden is ter bepaling van de stabiliteitsfactor gerekend met correcte sterktes van de grondlagen, inclusief correcte waarden voor de cohesie van veen. Voor droge omstandigheden is de stabiliteitsfactor met een veel te hoge veen- en kleisterkte berekend.
Vraag c. Zijn in het onderzoek onbruikbare monsters meegenomen?
Antwoord De kleimonsters voor de sterktebepaling van de kleilaag zijn op grote afstand van de doorbraak genomen. De op basis van deze monsters bepaalde gemiddelde schuifsterkte van de klei is niet representatief voor de bres van de doorbraak.
Voor de veenmonsters ter bepaling van de sterkte van veen geldt hetzelfde als voor de bovengenoemde kleimonsters. Daarbij komt dat de monsters voor de bepaling van de sterkte van het Hollandveen ook uit ander(e) veenlagen kwamen, die niet representatief waren voor de belangrijke rietveenzone in het Hollandveen.
Vraag d. Wat is de betekenis van de antwoorden op de onder b en c gestelde vragen voor de maatgevende resultaten van het onderzoek GeoDelft?
Antwoord De maatgevende resultaten van het onderzoek zijn in eerste instantie de stabiliteitsfactoren. Met name voor zeer droge omstandigheden werd een veel te hoge stabiliteitsfactor gevonden van 1,46 in plaats van 0,91.
Vraag e. Zijn in de berekeningen op grond van die resultaten fouten gemaakt en, zo ja, wat is de betekenis van die fouten voor de op grond van het laboratoriumonderzoek getrokken conclusies?
Antwoord Gezien de hoge stabiliteitsfactor van 1,46 luidde de conclusie, dat de kade ook onder droge omstandigheden voldoende stabiel was, ware er niet een damwand die de kleilaag doorgaand geperforeerd had. Gezien de gecorrigeerde berekening is de stabiliteitsfactor onder droge omstandigheden slechts 0,91 en dus aanmerkelijk kleiner dan de voor stabiliteit benodigde 1,0. Men mag derhalve verwachten dat zo’n zwakke kade (met of zonder perforatie van de kleilaag) bezwijkt.
Vraag f. Hebt u verder nog opmerkingen met betrekking tot het door het GeoDelft-rapport uitgevoerde laboratoriumonderzoek en/of de op basis daarvan uitgevoerde berekeningen en/of de daaruit getrokken conclusies?
Antwoord In de eerste fase ontwikkelde zich een schuifvlak in het rietveen, door de kleilaag en door het Basisveen (met een lengte van ten minste 15 m) tot aan de zandlaag. Vervolgens ontwikkelde deze discontinuïteit zich horizontaal door het zand. Dit kon gebeuren omdat het veen/kleipakket onder droge omstandigheden te weinig sterkte had. In de door mij beoordeelde rapportage komt dit niet naar voren, omdat in de berekeningen van relatief lage waterdrukken en relatief hoge sterkteparameters wordt uitgegaan.