3.1.
De rechtbank heeft vastgesteld:
"1. Op [dag en maand] 2011 is [A] (hierna: erflaatster) overleden. Erflaatster was weduwe en heeft vier kinderen achtergelaten.
2. Bij testament van 10 december 1990 heeft erflaatster haar vier kinderen, onder wie [belanghebbende], tot haar erfgenamen benoemd. Bij codicil van 6 november 1991 heeft erflaatster [belanghebbende] als uitvoerder van haar uiterste wilsbeschikking aangewezen.
3. Tot het vermogen van erflaatster behoorde het door haar bewoonde pand [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning). Op 2 juni 2010 is door een beëdigd taxateur de onderhandse verkoopwaarde in verhuurde staat van de woning bepaald op € 117.500 en is de huurwaarde van de woning bepaald op € 7.800 per jaar.
4. Bij akte van 19 juli 2010 heeft erflaatster de woning voor een bedrag van € 117.500 verkocht aan [belanghebbende] en diens echtgenote. Voorts is met dagtekening 19 juli 2010 tussen verkoper en kopers een huurovereenkomst gesloten waarin de woning aan erflaatster met ingang van 1 augustus 2010 is verhuurd tegen een huursom van € 650 per maand. Bij akte van 5 augustus 2010 heeft erflaatster de woning aan [belanghebbende] en diens echtgenote geleverd.
5. [ Belanghebbende] heeft met dagtekening 27 oktober 2010 mede namens de overige erfgenamen aangifte erfbelasting gedaan naar een verkrijging van € 97.808. In de aangifte heeft [belanghebbende] gegevens over de woning opgenomen en voorts onder meer vermeld dat hij van erflaatster binnen 180 dagen vóór haar overlijden een schenking van € 5.000 heeft ontvangen.
6. Bij de aanslagregeling heeft [de Inspecteur] onder toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956 (hierna: de Wet) de door [belanghebbende] verkregen woning als fictief legaat bestempeld. Aan [belanghebbende] is daarop met dagtekening 31 mei 2012 onderhavige aanslag erfbelasting ten bedrage van € 9.890 opgelegd, berekend naar een verkrijging van € 118.022, te weten een civiele verkrijging van € 24.452, een verkrijging uit schenking van € 5.000 en een verkrijging fictief legaat van € 88.570.
7. In de beroepsprocedure heeft [de Inspecteur] zich nader op het standpunt gesteld dat het fictief legaat onjuist is berekend en dat de door [belanghebbende] verschuldigde erfbelasting nader dient te worden vastgesteld op een bedrag van € 3.463. [De Inspecteur] heeft daarop onderhavige aanslag ambtshalve verminderd met een bedrag van € 6.427."