Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde gaat het Hof in hoger beroep uit van de door de rechtbank onder 1 tot en met 5 van haar uitspraak vermelde feiten, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid.
“1. Eiseres is opgericht [… 1]1997 en gevestigd te [Z].
2. Bij oprichting droeg eiseres de naam: [V]
Blijkens de op dat moment geldende statuten had de stichting ten doel:
"het beoefenen van godsdienst overeenkomstig de leer van het soefisme en humanistische herdenking in de soefiwereld. "
Eiseres trachtte blijkens haar statuten dit doel te bereiken door:
"het organiseren van activiteiten zoals gebedsbijeenkomsten, diensten en feesten, het bouwen en in stand houden van een gebouw waarin deze activiteiten kunnen plaatsvinden."
3. Op 18 augustus 2000 vindt er een statutenwijziging plaats waarbij haar doelstelling wordt gewijzigd in:
"het bevorderen van het culturele leven en het beoefenen van godsdienst overeenkomstig de leer van het soefisme en humanistische herdenking in de soefiwereld. "
Blijkens de gewijzigde statuten trachtte eiseres dit doel te bereiken door:
"- het organiseren van activiteiten zoals diensten, gebedsbijeenkomsten en feesten [… 2]
- het onderwijzen van soefi-muziek, het houden van lezingen over de culturele en godsdienstige aspecten van het soefisme, het onderwijzen van soefisme;
- het periodiek (maandelijks) uitgeven van een stichtingsblad;
- het bouwen en in standhouden van een gebouw waarin deze activiteiten plaatsvinden. "
4. Op 21 maart 2012 worden de statuten van de stichting wederom gewijzigd waarbij tevens de naam van eiseres wordt gewijzigd. Artikel 1 en 2 van de gewijzigde statuten luiden:
"
Naam en Zetel
Artikel 1
1 De Stichting draagt de naam
[X]
2 (…)
1 De stichting heeft ten doel: het onderzoeken van de cultuur van verschillende volkeren, speciaal waar dit betreft de muziek en de traditionele leefwijze die bedoelde volkeren hebben en met elkaar gemeen hebben, zoals spiritualiteit en zelfkennis. Daarbij beoogt de stichting een handvat te bieden voor de wijze waarop dergelijk onderzoek kan worden verricht.
2 Zij tracht dit doel te bereiken door:
a. het organiseren van activiteiten in de vorm van bijeenkomsten, conferenties
en feesten[E]
b. het verzorgen van onderwijs in muziek; het organiseren van concerten in
popmuziek, traditionele muziek en spirituele muziek uit verschillende landen;
c. het organiseren van voordrachten waarbij wordt kennisgemaakt met
verschillende culturen en hun tradities,
d. het verzorgen van onderwijs in, de vertaling en het publiceren van
spirituele poëzie over zelfkennis; het verzorgen van onderwijs in onder
andere Yoga en over vreedzame samenleving.
e. het organiseren van workshops onder andere over de mensenrechten, het
ontwerpen en het onderhouden van een internetsite. "
5. Op 23 april 2012 heeft eiseres verzocht om per 1 januari 2012 te worden aangemerkt als een ANBI. Tevens vraagt zij om de cultuurstatus.”
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank heeft beroep ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:
“9. Artikel 5b Awr luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
"Een algemeen nut beogende instelling is:
a. een instelling - niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven - die:
1°. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;
2°. voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden (…);
3°. gevestigd is in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat, en
4°. door de inspecteur als zodanig is aangemerkt;
b. (… )
2. (…)
3. Als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd:
(…)
c. onderwijs, wetenschap en onderzoek;
(…
i. religie, levensbeschouwing en spiritualiteit;
(…)
4. Een algemeen nut beogende instelling die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend richt op cultuur, kan verzoeken tevens te worden aangemerkt als culturele instelling.
10. Artikel 1a UR Awr luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
1. Een instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling indien en zolang:
a. (…)
b. uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient;
(….)
f. de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden ter verwezenlijking van haar doelstelling, de wijze van verwerving van inkomsten, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan;
(…)
h. uit de regelgeving van de instelling blijkt dat bij opheffing van de instelling een batig liquidatiesaldo wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling met een soortgelijke doelstelling of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling heeft, (…).
11. Onder 'uitsluitend of nagenoeg uitsluitend' dient te worden verstaan 90% of meer.
12. Van het dienen van het algemeen belang is sprake indien de doelstelling en de werkzaamheden van een instelling rechtstreeks erop zijn gericht het algemeen belang Ie dienen (vgl. HR 12 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AT8202). Hiervan is geen sprake wanneer de instelling zich richt op de behartiging van het particuliere belang van individuen of een groep personen. Niet voldoende is dat de werkzaamheden indirect of mede als nuttig effect hebben dat het algemeen belang wordt gediend.
13. Eiseres dient aannemelijk te maken dat zij het algemeen belang beoogt en dat zij met haar feitelijke werkzaamheden voor ten minste 90% het algemeen belang dient.
14. Eiseres heeft daartoe - kort weergegeven - aangevoerd dat haar doelstelling en feitelijke activiteiten algemeen nuttig zijn omdat deze gericht zijn op het uitdragen van de Soefi filosofie door middel van studie, meditatie, yoga, dans etc. Het gaat daarbij om het verspreiden van een levensbeschouwelijke/spirituele ideologie, te weten het Soefisme. Eiseres propageert haar activiteiten via folders/uitgiften. de activiteiten staan open voor een ieder, ongeacht geloofsovertuiging, Voor deelname aan de activiteiten van de Stichting bestaat geen betalingsverplichting. Zowel de bijdragen van de deelnemers (door eiseres aangeduid als niet-leden) als de bijdragen van de donateurs (door eiseres aangeduid als leden) zijn altijd vrijwillig. Eiseres heeft ter zitting erkend dat uit de statuten zoals die luiden sinds 21 maart 2012 niet blijkt dat het uitdragen van de leer van het Soefisme deel uit maakt van haar doelstelling. Het begrip Soefi is volgens eiseres echter uitsluitend uit de statuten verwijderd omdat eiseres problemen ondervond van groepen in de samenleving die de activiteiten van eiseres strijdig achten met de werkelijke leer van het Soefisme en daarmee aanverwante stromingen en religies. Zij stelt daarom dat voor de bepaling van haar doelstelling alle hiervoor aangehaalde versies van de statuten van de stichting in onderlinge samenhang in ogenschouw moeten worden genomen.
15. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat voor haar doelstelling alle drie de statuten in onderlinge samenhang moeten worden bezien, maar gaat uit van de laatst gewijzigde statuten omdat die geacht moeten worden de daadwerkelijke doelstelling van de Stichting weer te geven. Niet gesteld kan worden dat deze laatste wijziging slechts tekstueel van aard is. Uit die statuten blijkt niet dat eiseres als doelstelling heeft het verbreiden en bevorderen van het Soefisme noch van enige religie, levensbeschouwing en spiritualiteit.
16. Het doen van onderzoek op zichzelf kan gezien het bepaalde in artikel 5b, derde lid, onderdeel c, Awr. als algemeen nut worden aangemerkt. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake is. Dat door de Stichting de verzen van de Perzische dichter en mysticus Rumi worden vertaald en dit inmiddels ook deels is gerealiseerd, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen onderzoek. Voor het overige heeft eiseres niets overgelegd of aangevoerd waaruit blijkt dat daadwerkelijk onderzoek wordt gedaan.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk beoogt het algemeen belang te dienen als bedoeld in artikel 5b van de Awr. Verweerder heeft dan ook terecht het verzoek om toekenning van de ANBI status afgewezen.
18. Eiseres beroept zich op het gelijkheidsbeginsel en verwijst daarvoor naar de ANBI status van 10 instellingen die kennelijk actief zijn op het gebied van de verspreiding van de Soefi-leer. De bewijslast dat sprake is van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling rust op eiseres. Met de enkele stelling dat die andere Stichtingen/instellingen dezelfde activiteiten uitoefenen en dezelfde statutaire doelstelling hebben is eiseres niet in dat bewijs geslaagd. Ook anderszins is niet is gebleken dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
19. Eiseres stelt verder dat sprake is van schending van het rechtszekerheidsbeginsel en voert daartoe aan dat ten aanzien van Soefi-ordes sprake is van een vaste gedragslijn waaruit door verweerder ontwikkeld beleid blijkt. De rechtszekerheid brengt mee dat ook eiseres een beroep kan doen op dit beleid. Eiseres heeft echter tegenover de verklaring van verweerder dat ter zake geen beleid is ontwikkeld. niet aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk sprake is van enig beleid waaruit zou kunnen volgen dat aan eiseres de ANBI status zou moeten worden toegekend ondanks dat zij niet aan de wettelijke eisen daarvoor voldoet. Haar enkele stelling dat sprake is van een open wettelijke norm en dat verweerder daarom verplicht is beleid te ontwikkelen, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank merkt overigens op dat zo er al kan worden gesproken van een vaste gedragslijn ten aanzien van Soefi-ordes, dat eiseres niet kan baten gezien hetgeen hiervoor is overwogen over het gelijkheidsbeginsel.
20. De rechtbank is niet bevoegd om toepassing te geven aan de hardheidsclausule van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, omdat dit is voorbehouden aan de minister van financiën.
21. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden
verklaard.”
“Doel
1. De stichting heeft ten doel: het onderzoeken van de cultuur van verschillende volkeren, speciaal waar dat betreft de muziek en de traditionele leefwijze die bedoelde volkeren he bben en met elkaar gemeen hebben, zoals spiritualiteit en zelfkennis. Daarbij beoogt de stichting een handvat te bieden voor de wijze waarop dergelijk onderzoek kan worden verricht.
2. Zij tracht dit doel te bereiken door:
a. het organiseren van activiteiten in de vorm van bijeenkomsten, conferenties,
en feesten[E];
b. Het verzorgen van onderwijs in muziek; het organiseren van concerten in popmuziek, traditionele muziek en spirituele muziek uit verschillende landen;
c. het organiseren van voordrachten waarbij wordt kennisgemaakt met verschillende culturen en hun tradities,
d. het verzorgen van onderwijs in, de vertaling en het publiceren van spirituele poezie over zelfkennis; het verzorgen van onderwijs in onder andere Yoga en over vreedzame samenleving.
e. het organiseren van workshops onder andere over de mensenrechten, het ontwerpen en het onderhouden van een internetsite.
3. De stichting beoogt niet het maken van winst.”.
7.3.
Het Hof is op grond van het hiervoor weergegeven citaat van oordeel dat het statutaire doel van belanghebbende ook niet als van levensbeschouwelijke aard is te duiden. Anders dan belanghebbende betoogt dienen daarbij niet de voorheen geldende statuten en de daarin verwoorde doelstelling mede in de beoordeling te worden betrokken. Het Hof gaat er vanuit dat het bestuur bij het opnieuw vaststellen van de statuten bewust gekozen heeft voor de huidige inhoud en vormgeving en zal belanghebbende – op gelijke wijze als de rechtbank - daaraan ook houden. Aan dit oordeel doel niet af dat belanghebbende heeft verzocht om per 1 januari 2012 te worden aangemerkt als een ANBI, reeds omdat op het moment van de aanvraag - 23 april 2012 – de voorheen geldende statuten door de huidige statuten waren vervangen.
7.4.
Nu het Hof reeds op grond van het niet voldoen aan de kwalitatieve vereisten – de doelstelling van belanghebbende kwalificeert niet en zoals de Inspecteur onweersproken heeft gesteld ontbreekt een actueel beleidsplan – komt het Hof niet toe aan een oordeel over de vraag of de feitelijke werkzaamheden voldoen aan de eisen die de wetgever respectievelijk de regelgever aan de status van een ANBI heeft gesteld.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
7.5.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de Inspecteur bij het geven van de bestreden beschikking de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet in acht heeft genomen. Voor de onderbouwing welke belanghebbende daaraan heeft gegeven verwijst het Hof naar de gedingstukken, in het bijzonder naar de pleitnota welke tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep op 3 september 2014 is uitgesproken. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd weersproken.
7.6.
Het Hof is van oordeel dat belanghebbende, op wie de bewijslast rust feiten en/of omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken dat sprake is van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, niet is geslaagd in van het haar te verlangen bewijs. Daarbij heeft het Hof het volgende overwogen.
7.7.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de Inspecteur gedurende de bestuurlijke fase zich uitsluitend heeft gericht op de vraag of de feitelijke werkzaamheden in overeenstemming zijn met de eisen die aan een instelling met een levensbeschouwelijke doelstelling mogen en moeten worden gesteld. Eerst nadien heeft de Inspecteur dat standpunt verlaten – zo stelt belanghebbende - en zich op het standpunt gesteld dat de statutaire doelomschrijving belanghebbende niet kwalificeert als een ANBI, maar deze andersluidende benadering niet dan wel niet naar behoren heeft gemotiveerd zodat in zoverre het motiveringsbeginsel is geschonden.
7.8.
Dat de Inspecteur zijn standpunten niet dan wel niet naar behoren heeft gemotiveerd zodat in zoverre het motiveringsbeginsel is geschonden, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt. Het staat partijen in beginsel vrij om gedurende de loop van een geschil in bezwaar, beroep en hoger beroep nieuwe feiten en/of omstandigheden aan te dragen, dan wel juridische stellingen in te nemen, tenzij de wederpartij daardoor in zijn processuele belangen wordt geschaad. Van dit laatste is het Hof niet gebleken nu blijkens de gedingstukken belanghebbende in ruime mate in staat is geweest kennis te nemen van de beweerdelijke andere standpunten van de Inspecteur en daartegen verweer te voeren. Dat zulks in concreto niet het geval is geweest heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt. Ook in zoverre faalt het hoger beroep.
7.9.
Voorts heeft belanghebbende zich gesteld dat sprake is van het schenden van het gelijkheidsbeginsel en in het verlengde daarvan het rechtszekerheidsbeginsel. Daarbij heeft belanghebbende onder meer aangevoerd dat haar positie vergelijkbaar is met die van de vrijmetselarij en dat zij daarom, evenals de vrijmetselarij, er recht op heeft te worden aangemerkt als ANBI. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende, op wie in deze de bewijslast rust, onvoldoende feiten gesteld die, indien aannemelijk, de conclusie kunnen dragen dat belanghebbende in een vergelijkbare positie als de vrijmetselarij verkeert. Voor het overige heeft belanghebbende in hoger beroep geen nieuwe feiten en/of omstandigheden aangedragen, noch nieuwe juridische argumenten welke bij gegrondbevinding het Hof tot een andersluidend oordeel zouden kunnen leiden dan de rechtbank in haar overwegingen 18 en 19 heeft gegeven (vergelijk 7.1 hiervoor). Mitsdien faalt ook deze hogerberoepsgrond.
7.10.
Gelet op het vorenoverwogene moet worden beslist als hierna is vermeld.