Vereniging van Eigenaars[adres 1] 47 en 49, 51 en 53,[adres 2] 117 en 199 te [vestigingsplaats],
gevestigd te[vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de VVE,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen te Den Haag.
Het geding
Voor het verloop van het geding tot het tussenarrest van 9 april 2013 verwijst het hof naar dat arrest. De bij genoemd tussenarrest gelaste comparitie van partijen heeft niet plaatsgevonden.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
[appellant] is bij exploot van 21 november 2012 in hoger beroep gekomen van het bestreden tussenvonnis en heeft de VVE opgeroepen ter terechtzitting van het hof van 5 maart 2013 te verschijnen. Bij brief van 1 februari 2013 van zijn advocaat, heeft [appellant] de VVE bericht de dagvaarding in te trekken, omdat de rechtbank tussentijds appel tegen dit vonnis niet heeft toegestaan. De VVE heeft vervolgens verzocht de zaak overeenkomstig het bepaalde in artikel 127, lid 1 Rv op 5 maart 2013 op de rol in te schrijven, geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant] in zijn beroep en gevorderd dat – indien [appellant] niet zou verschijnen – de VVE van de instantie wordt ontslagen, met veroordeling van [appellant] in de kosten.
2.
[appellant] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat mr. Vermeulen gelet op het bepaalde in artikel 53, lid 5 van het splitsingsreglement niet bevoegd is op te treden namens de VVE, zodat de VVE niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Het hof volgt [appellant] hierin niet, omdat [appellant] aldus miskent dat de VVE niet de appellant, maar de geïntimeerde is in de onderhavige procedure en haar vordering onderdeel is van haar verweer in hoger beroep. Gelet op het bepaalde in voornoemd artikellid behoeft het bestuur van de VVE geen machtiging van de VVE-vergadering voor het voeren van verweer. Van niet-ontvankelijkheid van de VVE kan daarom geen sprake zijn.
3.
Het geding in hoger beroep gaat, nu [appellant] heeft aangegeven het appel niet door te willen zetten, nog uitsluitend om de proceskosten. De VVE meent – omdat [appellant] gelet op het bepaalde in artikel 337, lid 2 Rv niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep – recht te hebben op vergoeding van proceskosten, door haar begroot op € 666,-- aan griffierecht en € 894,-- aan kosten advocaat.
4.
Het hof overweegt, dat nu [appellant] de VVE ruimschoots vóór de eerst dienende dag ervan op de hoogte heeft gesteld de appeldagvaarding in te trekken en overigens niet aannemelijk is dat van enige kosten ter zake van het hoger beroep daterend van vóór dat tijdstip van intrekking sprake is geweest, niet valt in te zien waarom [appellant] kosten ter zake van dit hoger beroep aan de VVE zou moeten vergoeden. De door de VVE gevorderde kosten zullen daarom worden afgewezen.
5.
Daar [appellant] zijn vordering in hoger beroep heeft ingetrokken, dient hij in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Omdat de VVE de zaak heeft aangebracht uitsluitend met het oog op de proceskosten (de VVE heeft geen incidenteel appel ingesteld) en zij in dat kader als de in het ongelijk te stellen partij heeft te gelden, zal de VVE worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, waaronder begrepen de (nog te maken) nakosten waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft (HR 19 maart 2010, LJN BL1116). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten. De wettelijke rente over deze kosten is toewijsbaar als na te melden.
Beslissing
Het hof:
- verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
- veroordeelt de VVE in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 299,-- aan griffierecht en € 894,-- aan salaris voor de advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, J.E.H.M. Pinckaers en A.E.A.M. van Waesberghe en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014 in aanwezigheid van de griffier
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: