2.
In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter geen feiten vastgesteld, het hof zal dat alsnog doen. Samengevat gaat het om het volgende.
- Partijen hebben op 15 oktober 2006 een overeenkomst gesloten. Die overeenkomst is
schriftelijk vastgelegd. In de kop van het contract staat “Agent contract” vermeld. [appellant]
zou, blijkens die overeenkomst zijn werkzaamheden in Dubai (VAR) verrichten en diende
daar een kantoor ten behoeve van [geïntimeerde] op te richten. In de considerans is
onder meer opgenomen dat “de agent als zelfstandig handelsagent en vertegenwoordiger
van [geïntimeerde] werkzaam zal zijn”.
- Bij brief van 30 september 2007 heeft [geïntimeerde] de overeenkomst met
[appellant] opgezegd, [geïntimeerde] wilde haar activiteiten in Dubai staken.
- Tussen partijen is een rechtsstrijd ontstaan over de vraag hoe voormelde overeenkomst
gekwalificeerd moest worden.
- Bij onherroepelijk geworden vonnis van 4 december 2009 heeft de kantonrechter
geoordeeld dat de overeenkomst van 15 oktober 2006 als een agentuurovereenkomst moet
worden beschouwd, welke overeenkomst door de opzegging van 30 september 2007 is
geëindigd. - In een door [appellant] in deze procedure overgelegd stuk staat vermeld dat […]
(hierna: [M]) op 21 februari 2007, namens [geïntimeerde] of Companies
Limited Dubai BR een arbeidsovereenkomst met [appellant] heeft gesloten, ingaande
18 februari 2007.
- In een ander door [appellant] in het geding gebracht stuk valt te lezen dat notaris […]
op 2 januari 2007 een “Akte van aanstelling van een gevolmachtigde staatsburger
voor een buitenlands bedrijf” heeft opgesteld, waarbij [geïntimeerde] Group of Companies
Limited [M] aanstelt als zijn “gevolmachtigde staatsburger” in het Emiraat Dubai. De
verplichtingen die [M] in de akte ten opzichte van [geïntimeerde] Group of Companies
Limited op zich neemt bestaan uit “het bieden van deskundigheid van een algemeen
persoon om het voor de eerste partij (lees: [geïntimeerde] Group of Companies Limited)
mogelijk te maken om [haar] activiteiten in het Emiraat Dubai te kunnen uitvoeren”. De
akte is ondertekend, namens [geïntimeerde] Group of Companies Limited, aldus genoemde
notaris, door [naam].
- [naam] (hierna: [X]) is de directeur van [geïntimeerde].
3.
Tegen de achtergrond van voormelde feiten heeft [appellant] bij inleidende dagvaarding van 21 april 2011 wederom een vordering tegen [geïntimeerde] ingesteld, een en ander zoals in die dagvaarding omschreven. In dat kader stelt [appellant] dat [M] namens [geïntimeerde] op 21 februari 2007 met hem een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gesloten, ingaande 18 februari 2007, waarbij hij is aangesteld als “Archives Clerk” tegen een netto maandsalaris van € 5.000,--. Volgens [appellant] zijn [geïntimeerde] en [geïntimeerde] Group of Companies Limited Dubai (zijnde niets anders dan de in Dubai gehanteerde benaming van/voor [geïntimeerde]) een en dezelfde rechtspersoon en is hij op basis van het contract van 21 februari 2007 bij [geïntimeerde] in dienst. Hoewel [geïntimeerde] haar werkzaamheden in Dubai heeft beëindigd, is daarmee naar [appellant] stelt, de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst niet beëindigd. [appellant] heeft zich, naar hij aanvoert, bereid en beschikbaar gehouden om op eerste afroep de overeengekomen werkzaamheden te hervatten. [geïntimeerde] heeft daaraan echter nimmer gehoor gegeven. [appellant] maakt aanspraak op betaling van achterstallig salaris vanaf februari 2007 tot en met maart 2011 vermeerderd met vakantietoeslag, wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten, alles tezamen voor een bedrag groot € 294.035,--
[geïntimeerde] heeft tegen [appellant] een reconventionele vordering ingesteld zoals bij conclusie van antwoord in conventie tevens eis van reconventie omschreven.
5.
[appellant] kan zich met het in conventie gewezen vonnis van de kantonrechter niet verenigen. In hoger beroep vordert hij vernietiging van genoemd vonnis. Tevens vordert [appellant]:
a. voor recht te verklaren dat de door partijen op 18 februari 2007 gesloten
arbeidsovereenkomst nog steeds van kracht is;
b. veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag groot € 294.035,-- netto, te
vermeerderen met de wettelijke rente;
c. veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van het salaris ad € 5.000,-- netto per maand,
te vermeerderen met de vakantietoeslag, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
d. veroordeling van [geïntimeerde] [appellant] in de gelegenheid te stellen de overeengekomen
werkzaamheden te verrichten, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
6.
De grieven die [appellant] in het kader van het hoger beroep heeft opgeworpen richten zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] Group of Companies Limited Dubai een naar het recht van Dubai (VAR) opgerichte rechtspersoon met haar zetel in Dubai is en derhalve niet kan worden vereenzelvigd met [geïntimeerde], en dat [geïntimeerde] Holding Group of Companies Limited Dubai evenmin te beschouwen is als een filiaal, agentschap of andere vestiging van [geïntimeerde].
8.
De door [appellant] in het kader van het hoger beroep opgeworpen grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. In dat verband overweegt het hof als volgt.
[appellant] baseert zijn vorderingen op twee stellingen. Allereerst stelt [appellant] dat [geïntimeerde] Group of Companies Limited Dubai dezelfde rechtspersoon is als [geïntimeerde]. Volgens [appellant] is de aanduiding [geïntimeerde] Group of Companies Limited Dubai niets anders dan een andere, in het buitenland gebezigde, naam voor [geïntimeerde]. Verder stelt [appellant] dat [M] bevoegd was om namens [geïntimeerde] met hem een arbeidsovereenkomst aan te gaan en dat Mansers bevoegdheid daartoe, terug te voeren is op de (door de directeur van) [geïntimeerde] (mede) ondertekende akte van 2 januari 2007.
Die twee stellingen samen nemend brengt [appellant] tot de slotsom dat er tussen partijen op
18 februari 2007 een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst tot stand gekomen is.
9.
Het hof overweegt ter zake als volgt. In het midden kan blijven of [geïntimeerde] en [geïntimeerde] Group of Companies Limited Dubai een en dezelfde rechtspersoon is en/of dat laatst genoemde een filiaal of andere vestiging van [geïntimeerde] (in Dubai) is. Zelfs al zou in dezen het gelijk aan de zijde van [appellant] zijn, dan nog kan niet worden geconcludeerd dat er tussen partijen een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst tot stand gekomen is. Immers, [geïntimeerde] bestrijdt dat [M], die namens de werkgever [geïntimeerde] Group of Companies Limited Dubai de arbeidsovereenkomst met [appellant] zou zijn aangegaan, bevoegd was namens haar een arbeidsovereenkomst met [appellant] te sluiten. [geïntimeerde] bestrijdt ook de echtheid van de namens [geïntimeerde] gezette handtekening onder de akte waarop volgens [appellant] die bevoegdheid van [M] tot het aangaan van de arbeidsovereenkomst is gebaseerd. Bovendien wordt in genoemde akte, zo al rechtsgeldig, nergens de bevoegdheid om arbeidsovereenkomsten aan te gaan (en te beëindigen) aan [M] geattribueerd.
Blijkens de tekst van de notariële akte waar [appellant] zich in dit verband op beroept, had [M] slechts de taak (en de volmacht) tot het - kort samengevat - uitvoeren van transacties en procedures en het leggen van contacten ten behoeve van het verkrijgen van voor [geïntimeerde] Group of Companies in Dubai benodigde visa’s, vergunningen en overige bescheiden. Van enige bevoegdheid van [M] om namens [geïntimeerde] Group of Companies een arbeidsovereenkomst aan te gaan, blijkt niet. Voor zover moet worden aangenomen dat [M] de arbeidsovereenkomst met [appellant] onbevoegdelijk is aangegaan, is [geïntimeerde] hieraan niet gebonden nu geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld die dat met zich mee (kunnen) brengen. Dat er daadwerkelijk sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst acht het hof overigens niet aannemelijk geworden, aangezien het minstens voor de hand had gelegen dat hierover (e-mail)contact zou zijn geweest tussen [appellant] en [geïntimeerde] en hierover niets is gesteld of gebleken.
Dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst gesloten is, is naar het oordeel van het hof ook om die reden niet erg aannemelijk nu er tussen partijen al een agentuurovereenkomst bestond en [appellant], naar [geïntimeerde] onbetwist gesteld heeft, daarnaast ook zelfstandig zaken deed. In de overeenkomst van 21 februari 2007 is ook niet aangegeven dat de agentuurovereenkomst wordt beëindigd en wordt vervangen door een dienstverband van partijen. [appellant] heeft evenmin toegelicht wat de reden zou zijn geweest van het omzetten van de agentuurovereenkomst naar een arbeidsovereenkomst, anders dan de niet nader onderbouwde stelling dat [appellant] een arbeidsovereenkomst moest hebben om voor een werk- en/of verblijfsvergunning in Dubai in aanmerking te komen. Dat [geïntimeerde] daarvan op de hoogte was en daarmee accoord was, is gesteld noch gebleken.
11.
[appellant] heeft geen feiten gesteld, die, indien bewezen, leiden tot een andere beslissing, zodat zijn bewijsaanbod wordt gepasseerd.