Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHDHA:2015:3402

Gerechtshof Den Haag
07-04-2015
08-12-2015
200.160.535-01
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1462, Niet ontvankelijk
Civiel recht
Hoger beroep

Verzoek tot ontslag van bestuurder van stichting die de belangen van rechtsbijstandverzekerden behartigt, onder meer op grond van het frustreren van vrije advocaatkeuze

Rechtspraak.nl
AR 2015/2437
NJF 2016/54
JONDR 2016/242
AR-Updates.nl 2015-1294
OR-Updates.nl 2016-0037
VAAN-AR-Updates.nl 2015-1294

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.160.535/01

Zaaknummer rechtbank : C/09/443117 HA RK 14-157

Beschikking van 7 april 2015

inzake

[naam],

wonende te [woonplaats],

verzoeker,

hierna te noemen: [verzoeker],

advocaat: mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,

tegen

1. [verweerder sub 1],

wonende te [woonplaats],

2. Stichting Schaderegelingskantoor voor rechtsbijstandverzekering,

gevestigd te Zoetermeer,

verweerders,

hierna te noemen: [verweerder sub 1] en SRK,

advocaat: mr. R.P.C. Kütemann te Den Haag.

Het verloop van het geding

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van dit hof op 1 december 2014 is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 2 september 2014. In het beroepschrift (met drie producties) heeft [verzoeker] twee grieven tegen deze beschikking aangevoerd. Op 22 januari 2015 is een verweerschrift van SRK ingekomen met 38 producties.

Op 9 februari 2015 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens [verzoeker] is het woord gevoerd door zijn hiervoor genoemde advocaat en voor [verweerder sub 1] en SRK door hun hiervoor genoemde advocaat en door mr. P.J.M. Drion, advocaat te Rotterdam, aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Bij die gelegenheid zijn er zowel van de zijde van [verzoeker] als van de zijde van [verweerder sub 1] en SRK twee producties overgelegd. Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.

Beoordeling van het verzoek

1. Er is geen grief gericht tegen de feiten die de rechtbank in de bestreden beschikking heeft vastgesteld. Ook het hof zal van deze feiten uitgaan.

2. Het gaat in deze zaak om het volgende. SRK is een stichting die zich bezig houdt met het verlenen van rechtshulp aan personen die een rechtsbijstandverzekering hebben afgesloten bij een bij SRK aangesloten verzekeraar. [verweerder sub 1] is sinds 15 november 2012 (enig) bestuurder en algemeen directeur van SRK. De statutair directeur is tevens directeur van SRK Rechtshulp B.V. [verzoeker] is vanaf augustus 2000 met een onderbreking van twee jaar in loondienst werkzaam geweest bij SRK in de functie van rechtshulpverlener. De arbeidsovereenkomst is door de kantonrechter te Den Haag ontbonden met ingang van 1 mei 2014 op grond van een verandering van omstandigheden zonder toekenning van een vergoeding. Bij beschikking van 11 november 2014 heeft het hof Den Haag het tegen deze beschikking gerichte hoger beroep van [verzoeker] verworpen. [verzoeker] heeft een rechtsbijstandsverzekering afgesloten bij een bij SRK aangesloten verzekeraar.

3. In deze procedure verzoekt [verzoeker] Leemakers met onmiddellijke ingang te ontslaan als bestuurder van SRK. De rechtbank heeft [verzoeker] in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

Ontvankelijkheid van het beroep

4. Grief I is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek omdat hij geen belanghebbende is in de zin van artikel 2:298 BW.

5. Het hof oordeelt als volgt. De rechtbank heeft met juistheid tot uitgangspunt genomen dat het antwoord op de vraag wie belanghebbende is in de zin van artikel 2:298 BW uit de aard van de procedure en de daarmee verband houdende wetsbepalingen moet worden afgeleid. Bij de beantwoording van de vraag of iemand belanghebbende is, zal een rol spelen in hoeverre deze door de uitkomst van de desbetreffende procedure zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of in hoeverre deze anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen (HR 10 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY8290).

6. In hoger beroep doet [verzoeker] – terecht – zijn belang niet langer steunen op het feit dat hij in dienst van SRK is geweest. Als belang noemt [verzoeker] nu alleen het feit dat hij een rechtsbijstandverzekering heeft afgesloten bij een verzekeringsmaatschappij die SRK heeft aangewezen als uitvoerder van de rechtsbijstand.

7. Uit artikel 3.1. van de Statuten van SRK blijkt dat de stichting ten doel heeft de belangen van rechtsbijstandverzekerden te behartigen. [verzoeker] is zo’n rechtsbijstandverzekerde. Hij doet zijn verzoek tot ontslag van de bestuurder steunen op de stelling dat SRK het recht op vrije advocatenkeuze frustreert, een onrechtmatig afsplitsbeleid voert, zaken onderbrengt bij SRK Rechtshulp B.V. en advocaat-stagiaires inzet. Dit zijn zaken waardoor hij in zijn belang van rechtsbijstandverzekerde kan worden getroffen, zodat hij bij de uitkomst van de procedure belang heeft. [verzoeker] is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek. Grief I slaagt.

De verdere beoordeling

8. Grief 2 is gericht tegen het – ten overvloede – door de rechtbank gegeven oordeel dat [verzoeker] verzoek niet voor toewijzing in aanmerking zou komen als hij wel als belanghebbende zou worden aangemerkt. [verzoeker] legt in hoger beroep aan zijn verzoek tot ontslag van [verweerder sub 1] de hiervoor onder 7 genoemde stellingen ten grondslag. Het hof gaat ervan uit dat daarmee in hoger beroep de verwijten tot deze vier punten zijn beperkt en de overige in eerste aanleg aangevoerde verwijten geen behandeling behoeven. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, waar deze punten zijn genoemd, heeft [verzoeker] ook niet betwist dat alleen deze vier punten ter beoordeling staan.

9. Bij de beoordeling stelt het hof het volgende voorop. Het ontslag van een bestuurder is een zware maatregel, gericht op het beëindigen van een met de wet of de statuten strijdige handelwijze. Dit brengt mee dat bij het opleggen van de maatregel terughoudendheid past en dat de beoordeling dient plaats te vinden naar het moment waarop de maatregel wordt verzocht.

10. [verzoeker] verwijt [verweerder sub 1] en SRK in de eerste plaats dat zij welbewust een beleid ontwikkelen dat erop is gericht om de verzekerden, waaronder [verzoeker], het recht op vrije advocaatkeuze te onthouden. Hij wijst in dat verband op een intern mailbericht van [naam] van 12 december 2013, met als onderwerp “kleefkrachttraining”, een transcriptie van een geluidsopname van een voorlichting door advocaten in loondienst ten behoeve van medewerkers van SRK, alsmede naar een mailbericht van 5 oktober 2012 en een ongedateerde notitie getiteld “Procedure bij uitbesteding van dossiers”, beide van de hand van [naam].

11. Het recht op een vrije advocaatkeuze is neergelegd in artikel 4:67 lid 1 Wet financieel toezicht (Wft). In aanmerking moet worden genomen dat over de reikwijdte van dit artikel verschil van inzicht heerste tussen de (uitvoerders van de) rechtsbijstandverzekeraars en de rechtsbijstandverzekerden. Eerst op 7 november 2013 is aan dit verschil van inzicht een einde gemaakt doordat het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft uitgesproken dat een rechtsbijstandverzekerde steeds recht heeft op een onafhankelijke advocaat, en niet alleen wanneer de zaak krachtens overeenkomst of naar de mening van de uitvoerende instantie (zoals SRK) aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed. De door [verzoeker] genoemde berichten stammen deels van voor die tijd, toen er zoals gezegd nog onduidelijkheid heerste over de reikwijdte van de bepaling. Voor het overige deel dateren de producties uit de periode net na deze uitspraak. Het hof wil aannemen dat het SRK enige tijd heeft gekost om haar beleid aan te passen aan deze uitspraak, mede gezien het door SRK gestelde en door [verzoeker] onvoldoende betwiste feit dat het juist bij de afdeling Arbeid – waar ook [verzoeker] werkzaam was en waar de training en voorlichting plaats vonden – tot op dat moment ongebruikelijk was om externe rechtshulp aan te trekken. Naar het oordeel van het hof hebben [verweerder sub 1] en SRK inmiddels de vrije advocatenkeuze volledig doorgevoerd. Uit productie 5 bij hoofdstuk 3 van het verweerschrift van [verweerder sub 1] en SRK in eerste aanleg blijkt dat op dit moment – de desbetreffende wiki-pagina is voor het laatst bijgewerkt op 25 maart 2014 om 13:21 uur – de vrije keus van verzekerden vast beleid is binnen SRK. Deze wikipagina strekt mede ter instructie van de medewerkers van SRK. Het antwoord op vraag 1 van deze wikipagina (betekent de uitspraak van het EU Hof dat in procedures de vrije advocaat of rechtshulpverlener keuze moet worden voorgehouden) luidt: “Ja. Inmiddels regelde de HR niets m.b.t. het overgangsrecht. De vrije keus geldt.” Bij vraag 2 van de “Aanvullende QenA’s”, die luidt: “Hoe biedt SRK de VAK aan bij procedures?” wordt geantwoord: “Iedere keer als er een procedure start die voldoet aan de definitie, dan bespreek je met verzekerde de keuze die hij/zij heeft. Hier geldt niet een ‘piepsysteem’.”

Het hof is dan ook van oordeel dat als al kan worden gezegd dat artikel 4:67 lid 1 Wft aanvankelijk niet juist is nageleefd, het beleid op dit punt inmiddels is aangepast.

12. Aan het door [verzoeker] gedane bewijsaanbod gaat het hof voorbij. Bij het hiervoor gegeven oordeel is het hof ervan uitgegaan dat de inhoud van de door [verzoeker] overgelegde producties juist is en deze het op dat moment geldende beleid van SRK weerspiegelden. Er is echter vervolgens vastgesteld dat dat beleid inmiddels is bijgesteld, nadat duidelijk was geworden dat het recht op vrije advocaatkeuze absoluut was en niet afhankelijk van het oordeel van de uitvoerder van de rechtsbijstandverzekering. [verzoeker] heeft in het licht van het feit dat hij de inhoud van de nu geldende wikipagina’s niet betwist, onvoldoende gesteld dat op dit moment medewerkers van SRK welbewust worden getraind om het ertoe te leiden dat verzekerden geen gebruik kunnen maken van hun recht op vrije advocaatkeuze. De brief van [naam] waarnaar hij in dit verband verwijst, dateert immers niet van 5 oktober 2014 zoals hij stelt, maar van 5 oktober 2012, dus zelfs nog van voor de komst van [verweerder sub 1].

13. In de tweede plaats verwijt [verzoeker] [verweerder sub 1] en SRK dat zij een onrechtmatig afsplitsbeleid voeren, doordat zij voor elk – door SRK zelf als zodanig bestempeld – nieuw juridisch geschil een nieuw dossier aanmaken en daarmee een nieuwe schademelding voor de cliënt creëren, welke handelwijze voor de cliënt nadelig kan uitwerken

14. [verweerder sub 1] en SRK hebben erkend dat het [verzoeker]’ leidinggevende [naam], sinds 15 maart 2013 manager rechtshulp voor de afdeling Arbeid 1 / Sociale Verzekeringen, opviel dat binnen zijn afdeling met het “afsplitsen” niet uniform werd omgegaan. Hij heeft sinds juni/juli 2013 expliciet aandacht besteed aan de vraag wanneer de aanmaak van een nieuw dossier wel of niet gerechtvaardigd is. Op 24 september 2013 is een nieuw Beslismodel opgesteld. Het doel daarvan was om uniformiteit te bereiken in het afsplitsen. Daarnaast werd besloten om iedere keer dat er een nieuw dossier werd aangemaakt de klant daarover te informeren. Deze feiten zijn onvoldoende gemotiveerd door [verzoeker] betwist. Zij leiden het hof tot de conclusie dat, als er al sprake is geweest van een teveel aan afgesplitste dossiers met nadelige gevolgen voor de rechtsbijstandverzekerden, er beleid is gemaakt om uniform om te gaan met afsplitsingsgevallen en de klant steeds te informeren als een nieuw dossier wordt aangemaakt. Van een onrechtmatig beleid kan dan ook niet (langer) worden gesproken.

15. Ook op dit punt heeft [verzoeker] een bewijsaanbod gedaan. Maar ook nu heeft hij onvoldoende gesteld dat op dit moment nog dossiers worden afgesplitst zonder goede reden en zonder overleg met de verzekerden. Daarom wordt ook aan dit bewijsaanbod voorbijgegaan.

16. Het derde verwijt dat [verzoeker] [verweerder sub 1] en SRK maakt is dat zij beleid hebben ontwikkeld dat rechtsbijstandverzekerden worden doorgesluisd naar de aan SRK gelieerde vennootschap SRK Rechtshulp B.V. en dat deze een vergoeding voor haar buitengerechtelijke rechtsbijstand bedingt (van de wederpartij van de cliënt).

17. Dit verwijt vormt een uitvloeisel van het gestelde frustreren van het recht op vrije advocatenkeuze. Het hof heeft als zijn oordeel gegeven dat daarvan, in elk geval op dit moment, geen sprake (meer) is en dat het nu beleid van SRK is dat de klant het recht op vrije advocatenkeuze wordt gegeven. [verweerder sub 1] en SRK hebben verder betoogd dat ook voor uitbesteding van de rechtshulp aan SRK Rechtshulp B.V. toestemming van de klant wordt gevraagd. Het hof heeft in het licht van hetgeen is overwogen in het kader van het recht op vrije advocatenkeuze geen reden om daaraan te twijfelen. [verzoeker] heeft zijn stelling ook niet onderbouwd met feiten. Aan zijn – niet gespecificeerde – bewijsaanbod wordt om die reden voorbijgegaan.

[verweerder sub 1] en SRK hebben aangevoerd dat de omstandigheid dat SRK Rechtshulp B.V. bij een schikking de buitengerechtelijke kosten vergoed krijgt van de wederpartij (veelal de werkgever) berust op gewoonte in arbeidszaken en dat deze vergoeding op grond van de bepalingen van de verzekeringsovereenkomst aan SRK toekomt. [verzoeker] heeft dit niet gemotiveerd weersproken. Het hof vermag evenmin als de rechtbank in te zien op welke wijze de verzekerden door deze handelwijze worden geschaad. In elk geval is geen sprake van een handelen in strijd met de wet of de statuten of van wanbeheer.

18. In de vierde plaats werpt [verzoeker] aan [verweerder sub 1] en SRK tegen dat SRK de rechtshulp laat verrichten door advocaat-stagiaires bij grote kantoren tegen gereduceerd tarief.

19. Het hof verenigt zich op dit punt met de rechtbank. [verzoeker] heeft – terecht – niet weersproken dat het om gerenommeerde kantoren gaat. Verder is van algemene bekendheid dat het werk van een advocaat-stagiaire wordt besproken met en gecontroleerd door een oudere en ervaren advocaat. In dat licht en mede gezien het feit dat deze advocaat-stagiaires zich allicht in het kader van hun opleiding naar behoren zullen inspannen om de zaak tot een zo goed mogelijk einde te brengen, valt inderdaad – zoals de rechtbank terecht overweegt – niet in te zien in welk opzicht de verzekerden in hun belang worden geschaad. Van een handelen in strijd met wet en statuten of wanbeheer kan hier in elk geval niet worden gesproken.

20. De slotsom van het voorgaande is dat het hof niet aangetoond acht dat [verweerder sub 1] thans handelt in strijd met de wet of met de statuten, en er ook overigens geen sprake is van wanbeheer. Het vonnis waarvan beroep zal dan ook met wijziging van de grondslag worden bekrachtigd. [verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:

- bekrachtigt de bestreden beschikking;

- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [verweerder sub 1] en SRK begroot op € 711,- voor griffierecht en € 2.682,- voor salaris van de advocaat;

- verklaart de beschikking wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gewezen door mrs. M.M. Olthof, D.A. Schreuder en J.M. Willink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2015 in aanwezigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.