Bij exploot van 4 juli 2012 is Q-TASC in hoger beroep gekomen van twee door de rechtbank Dordrecht, sector kanton, locatie Dordrecht, tussen partijen gewezen vonnissen van 24 november 2011 en 5 april 2012. Bij memorie van grieven met een productie heeft Q-TASC één grief aangevoerd. Bij memorie van antwoord in het principaal appel, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel met producties heeft CS-IT de grief bestreden en op zijn beurt drie grieven aangevoerd. Daarna heeft Q-TASC bij memorie van antwoord in het incidenteel appel deze grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak om het volgende:
Partijen hebben op 13 april 2010 een (raam)overeenkomst gesloten op grond waarvan CS IT werkzaamheden verrichtte in opdracht van Q-TASC.
CS IT heeft deze overeenkomst per 1 december 2010 rechtsgeldig opgezegd.
In eerste aanleg heeft Q-TASC in conventie van CS IT – samengevat en voor zover thans nog van belang – gevorderd dat CS IT zou worden veroordeeld tot betaling van een conform artikel 13 lid 3 van de (raam)overeenkomst te berekenen boete ad € 285.750,-, dan wel subsidiair € 116.560,- aan schadevergoeding.
CS IT heeft in reconventie betaling gevorderd van Q-TASC van € 8.772,88, vermeerderd met rente en kosten, in verband met een nog openstaande factuur.
De kantonrechter heeft de vordering in conventie toegewezen tot een bedrag van € 9.400,- en CS IT in de kosten veroordeeld; in reconventie heeft de kantonrechter de hoofdsom toegewezen en de kosten gecompenseerd.
2. Tegen het tussenvonnis van 24 november 2011 zijn geen grieven gericht, zodat het appel in zoverre niet-ontvankelijk is.
3. Aan de orde is de vraag of partijen overigens in hun hoger beroep kunnen worden ontvangen. Uit het vonnis van de kantonrechter van 5 april 2012 blijkt dat hij heeft beslist op grond van artikel 96 Rv, nadat Q-TASC al eerder bij dagvaarding – onbestreden – heeft gesteld dat partijen in onderling overleg hebben bepaald om op grond van artikel 96 Rv de kantonrechter om een beslissing te vragen. Ingevolge artikel 333 Rv, tweede volzin, staat in zaken als bedoeld in artikel 96 Rv slechts hoger beroep open als partijen zich dat beroep hebben voorbehouden. Dit betekent dat partijen, toen zij zich tot de kantonrechter wendden, uitdrukkelijk en eensluidend moeten hebben verklaard dat zij de mogelijkheid van hoger beroep (voor zover wettelijk toegestaan) hebben voorbehouden (NJ 2003/15). Nu hieromtrent niets is gesteld of gebleken moet worden aangenomen dat genoemd voorbehoud niet is gemaakt. Partijen zullen daarom in hun appel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beslissing
Het hof:
-
verklaart Q-TASC niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep in het principaal appel van de vonnissen van de rechtbank Dordrecht van 2 november 2011 en 5 april 2012;
-
verklaart CS-IT niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep in het incidenteel appel van het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 5 april 2012;
-
compenseert de proceskosten in het principaal en het incidenteel appel, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Flipse, A.J.M.E. Arpeau en A.J.P. Schild en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2015 in aanwezigheid van de griffier.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: