7.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende terecht de rente en kosten ad € 4.680, die direct samenhangen met de door [Y] Bank N.V. verstrekte lening, gelet op artikel 3.120, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Wet IB 2001 als kosten met betrekking tot een eigenwoningschuld in aftrek heeft gebracht.
7.2.
Belanghebbende stelt dat hij daarnaast recht op aftrek heeft van de kosten, ad € 13.145, die samenhangen met creditcardopnames die hij heeft gedaan om de rente van de eigenwoningschuld te kunnen betalen.
7.3.
Ingevolge artikel 3.120, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001, worden als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning aangemerkt: het gezamenlijke bedrag van de renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, die behoren tot de eigenwoningschuld. Op grond van artikel 3.120, vierde lid, aanhef en onderdeel a van de Wet IB 2001 worden tot de aftrekbare kosten van een eigen woning niet gerekend renten van schulden, kosten van geldlening daaronder begrepen, die zijn aangegaan ter betaling van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde renten met uitzondering van de daar bedoelde kosten van geldleningen.
7.4.1.
Het bedrag van € 13.145 aan renten en kosten, betrekking hebbend op creditcardopnames voor het betalen van rente aan [Y] Bank N.V. ter zake van de eigenwoningschuld is in artikel 3.120, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001 expliciet uitgezonderd van de voor aftrek in aanmerking komende kosten.
7.4.2.
Anders dan belanghebbende stelt betreffen “de kosten van geldleningen” genoemd aan het slot van artikel 3.120, vierde lid, aanhef en onderdeel a, gelet op het gebruik van het woord “daar”, kosten als bedoeld in artikel 3:120, eerste lid, aanhef en onderdeel a, die rechtstreeks zijn gemaakt voor en direct samenhangen met de eigenwoningschuld. De kosten genoemd aan het slot van evenvermeld artikel betreffen dus niet kosten die zijn gemaakt in verband met creditcardopnames voor de betaling van renten ter zake van de eigenwoningschuld.
7.4.3.
Nu de creditcardopnames zijn aangewend voor het betalen van rente op de lening bij [Y] Bank N.V. - en niet voor het financieren van de kosten van die geldlening - kan geen aanspraak worden gemaakt op de uitzondering aan het slot van artikel 3.120, vierde lid en onderdeel a van de Wet IB 2001.
7.4.4.
De stelling van belanghebbende dat artikel 3.120, vierde lid, aanhef en onderdeel a toepassing mist en dat het bedrag van € 13.145, al dan niet ten dele, aftrekbaar is op grond van artikel 3.120, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001 faalt derhalve.
7.5.1.
Belanghebbende stelt voorts, aldus begrijpt het Hof, dat een uitzondering op de in artikel 3:120, vierde lid, aanhef en onderdeel a van de Wet IB 2001 op zijn plaats is omdat de [Y] Bank N.V. hem ten onrechte een hogere lening heeft verstrekt dan zijn leencapaciteit toeliet.
7.5.2.
Deze omstandigheid brengt echter niet mee dat de door belanghebbende betaalde rente en kosten, in verband met creditcardopnames als het ware van kleur verschieten en als rente en kosten in de zin van artikel 3.120, eerste lid, aanhef en onderdeel a moeten worden aangemerkt, die rechtstreeks verband houden met de eigenwoningschuld. Er bestaat derhalve geen recht op aftrek van deze kosten, nog daargelaten dat, gelijk de Rechtbank heeft overwogen, de kosten ten dele op andere jaren dan het jaar 2012 betrekking hebben.