Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1.
De Inspecteur heeft belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.797 (de aanslag). Bij gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag gegeven beschikking heeft de Inspecteur € 208 belastingrente in rekening gebracht (de beschikking).
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag en de beschikking bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij zijn uitspraak op bezwaar is de Inspecteur gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het bezwaar van belanghebbende en heeft hij de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.621. De in rekening gebrachte belastingrente is dienovereenkomstig verminderd.
1.4.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 13 juli 2016, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De Inspecteur heeft na de mondelinge behandeling nog een brief met cijfermatige opstellingen aan het Hof gezonden. Het Hof heeft de brief buiten beschouwing gelaten.
Vaststaande feiten
3.1.
Belanghebbende heeft op 29 maart 2013 aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 gedaan. In de aangifte heeft belanghebbende als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking een bedrag van € 47.976 vermeld. Voorts heeft zij in haar aangifte uitgaven voor specifieke zorgkosten tot een bedrag van in totaal € 10.134 opgevoerd, daarbij rekening houdend met een drempelbedrag van € 707.
3.2.
Bij brief van 6 oktober 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende medegedeeld dat hij voornemens is van de aangifte af te wijken. De voorgenomen correctie houdt in dat de uitgaven voor specifieke zorgkosten niet in aftrek worden toegelaten. Bij brief van 23 oktober 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht dat hij alsnog een aftrek van dieetkosten tot een bedrag van € 1.300 accepteert. In deze brief berekent de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning op € 39.797. De aanslag is overeenkomstig de brief van 23 oktober 2014 opgelegd.
3.3.
Bij zijn uitspraak op bezwaar is de Inspecteur gedeeltelijk tegemoet gekomen aan belanghebbendes bezwaar. De Inspecteur verhoogt het bedrag van de in aftrek toegelaten specifieke zorgkosten tot € 4.769, rekening houdend met een drempelbedrag van € 707.
3.4.
Volgens informatie van [Y] Levensverzekering N.V heeft belanghebbende in 2012 een uitkering van € 1.760 ontvangen, waarop € 582 aan loonheffing is ingehouden. Deze uitkering is niet in de aanslag betrokken.
Oordeel van de rechtbank
6. De Rechtbank heeft het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder.
6. De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van eiseres ligt om aannemelijk te maken dat de kosten die zij opvoert aftrekbaar zijn. Eiseres heeft een overzicht (een afschrift van een excel rekenblad) overgelegd waarop zij per zorgverlener en onder vermelding van data, diverse bedragen aan zorgkostenkosten heeft vermeld. Verder heeft zij meer dan 100 kopieën van facturen, rekeningafschriften en nota-overzichten van de verzekeringsmaatschappij overgelegd (de bewijsstukken).
7. De rechtbank stelt vast dat het overzicht meerdere malen dezelfde kosten vermeldt. Zo is bijvoorbeeld op het overzicht vermeld:
“Apotheek [A]
15 nov. 2012 € 260
24 okt. 2012 € 260,69
18 jan. 2012 € 93,50
Totaal € 614,19”
Met betrekking tot deze bedragen is als bewijsstuk een factuur overgelegd van Apotheek [A] van 24 oktober 2012 met notanummer […] voor een bedrag van € 260,69 (bijlage L97 bij het verweerschrift). Ook is bij de bewijsstukken een rekeningafschrift gevoegd waaruit blijkt dat eiseres op 15 november 2012 onder vermelding van notanummer […] een bedrag van € 260 aan Apotheek [A] heeft betaald (bijlage L43 bij verweerschrift). Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat eiseres zowel de factuur als het betalingsbewijs die beide betrekking hebben op hetzelfde notanummer, heeft opgevoerd als kosten. Ook ten aanzien van de posten [B] en [C] constateert de rechtbank dat eiseres op het overgelegde overzicht meerdere malen zowel de facturen als bijbehorende betalingsbewijzen heeft opgevoerd als kosten. Verder stelt de rechtbank vast dat eiseres niet alle notaoverzichten van haar zorgverzekeraar heeft overgelegd, waardoor niet is na te gaan welke kosten de zorgverzekeraar heeft vergoed. Voorzover deze overzichten ontbraken, had het op de weg van eiseres gelegen om deze op te vragen bij haar verzekeraar, nu met behulp van die overzichten inzichtelijk kan worden gemaakt welke bedragen nog voor aftrek in aanmerking komen. Verder stelt de rechtbank vast dat eiseres diverse voedingssupplementen onder de kosten heeft opgenomen die niet kunnen worden aangemerkt als specifieke zorgkosten. Ook heeft eiseres onvoldoende inzicht gegeven in het verband tussen de vele facturen en de door eiseres in het overzicht vermelde kosten.
Een en ander leidt de rechtbank tot het oordeel dat met al hetgeen eiseres heeft overgelegd en aangevoerd, zij niet, althans onvoldoende, aannemelijk maakt dat er bovenop het door verweerder in aanmerking genomen bedrag aan specifieke zorgkosten, nog meer kosten zijn die voor aftrek in aanmerking komen.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres bij brief van 21 juli 2014 heeft verzocht om specificaties van de opgevoerde kosten, nota’s en betalingsbewijzen en tevens vergoedingsspecificaties van de zorgverzekeraar over te leggen. Bij brief van 6 oktober 2014 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat hij voornemens is om af te wijken van de aangifte omdat hij geen specificaties van de zorgkosten heeft ontvangen. Hierbij heeft hij eiseres in de gelegenheid gesteld om alsnog de vereiste specificaties toe te sturen en daarbij vermeld dat duidelijk moet blijken welke bewijsstukken bij welke aftrekpost horen. Eiseres heeft in de aanslag- en bezwaarfase weliswaar informatie aan verweerder verstrekt, maar zij heeft niet per kostenpost aangegeven welke bewijsstukken daarbij horen. Voor zover verweerder aan de hand van de stukken wel het nodige inzicht verkreeg tussen de opgevoerde kosten en de onderliggende bewijsstukken, heeft hij die aftrek in bezwaar alsnog verleend. Naar aanleiding van een en ander is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet kan worden verweten dat hij jegens eiseres bij de behandeling van haar aangifte en haar bezwaar onzorgvuldig heeft gehandeld.
9. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat verweerder in zijn brieven van 2 maart 2015 en 30 maart 2015 duidelijk heeft vermeld welke kosten hij in aftrek heeft toegelaten en tevens heeft aangegeven dat het overzicht van eiseres geen toegevoegde waarde heeft, omdat de daarin vermelde kosten niet zijn ondersteund met bewijsstukken. Van een motiveringsgebrek is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard. (…)"
Beoordeling van het hoger beroep
7.1.
Ter zitting heeft de Inspecteur, naast de reeds door hem geaccepteerde specifieke zorgkosten, de volgende door belanghebbende in hoger beroep geclaimde zorgkosten in aftrek aanvaard: € 95 (kosten in rekening gebracht door [D] ), € 99,74 (kosten in rekening gebracht door [E] ) en € 101 (kosten in rekening gebracht door [A] ). Voorts is de Inspecteur ter zitting akkoord gegaan met een verhoging van de al eerder in aftrek aanvaarde laboratoriumkosten van € 1061,81 tot € 1.238,53. Hierbij is de Inspecteur uitgegaan van de berekening van belanghebbende en heeft deze gecorrigeerd voor een in die berekening door belanghebbende gemaakte, voor haar nadelige, rekenfout van € 176,72. Het een en ander leidt ertoe dat de door de Inspecteur geaccepteerde specifieke zorgkosten in totaal afgerond € 5.929 bedragen (voor aftrek van de drempel); het in hoger beroep door belanghebbende bepleite bedrag van € 5.752,09 plus het extra in aanmerking te nemen bedrag van € 176,72.
7.2.
Na hetgeen onder 7.1 is overwogen behoeft de vraag of het vertrouwensbeginsel de Inspecteur verplicht om, naast de reeds eerder geaccepteerde specifieke zorgkosten, een bedrag van € 277,05 in aftrek toe te laten, geen behandeling meer.
7.3.
Het leerstuk van de interne compensatie houdt, voor zover hier van belang, in dat het de Inspecteur en in (hoger) beroep de rechter vrijstaat, indien heroverweging van de aanslag leidt tot de slotsom dat deze moet worden verminderd, de aanslag te handhaven op andere, niet eerder gebruikte gronden.
7.4.
Naar het oordeel van het Hof dient de uit de verhoging van het bedrag van de uitgaven voor specifieke zorgkosten voortvloeiende vermindering van het aanslagbedrag te worden gecompenseerd met de verhoging van het aanslagbedrag ten gevolge van het alsnog op de juiste wijze rekening houden met de door belanghebbende van [Y] Levensverzekering N.V. ontvangen uitkering van € 1.760 en de daarop ingehouden loonheffingen. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat belanghebbende ter zitting heeft verklaard de ontvangst van de uitkering niet langer te betwisten.
7.5.
Het vorenoverwogene leidt tot de hieronder in de rechterkolom opgenomen berekening van het bedrag van de aan belanghebbende te verlenen teruggaaf. In de middelste kolom is ter vergelijking de berekening van de bij de uitspraak op bezwaar verleende teruggaaf opgenomen.
Inkomen box 1
|
|
|
€
|
40.559
|
|
€
|
42.913
|
incl. uitkering
|
Zorgkosten
|
|
min
|
€
|
5.476
|
|
€
|
5.929
|
|
|
Drempel zorgkosten
|
plus
|
€
|
707
|
|
€
|
808
|
|
|
Scholingsuitgaven
|
|
min
|
€
|
169
|
|
€
|
169
|
|
|
Verzamelinkomen
|
|
|
€
|
35.621
|
|
€
|
37.029
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Inkomstenbelasting box1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Eerste schijf 1,95%
|
|
|
€
|
369
|
|
€
|
369
|
|
|
Tweede schijf 10,8%
|
|
€
|
1.611
|
|
€
|
1.611
|
|
|
Derde schijf 42%
|
|
|
€
|
738
|
|
€
|
1.329
|
|
|
Totaal
|
|
|
|
€
|
2.719
|
|
€
|
3.309
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Premie volksverzekeringen
|
plus
|
€
|
10.548
|
|
€
|
10.548
|
|
|
Heffingskortingen
|
|
min
|
€
|
3.610
|
|
€
|
3.610
|
|
|
Inkomstenbelasting en
|
|
|
|
|
|
|
|
|
premievolksverzekeringen
|
|
€
|
9.657
|
|
€
|
10.247
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ingehouden loonheffing
|
min
|
€
|
14.801
|
|
€
|
15.383
|
|
|
Teruggaaf
|
|
|
€
|
5.144
|
|
€
|
5.136
|
|
|
7.6.
Gelet op het vorenstaande is het bedrag van de aanslag bij de uitspraak op bezwaar niet op een te hoog bedrag vastgesteld. De aan belanghebbende te verlenen teruggaaf is € 8 lager dan die waartoe de uitspraak op bezwaar leidt. Mitsdien is het hoger beroep ongegrond en dient te worden beslist zoals hierna is vermeld.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. D.M. Drok, J.J.J. Engel en S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 7 september 2016 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan
binnen zes weken
na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- - de naam en het adres van de indiener;
- - de dagtekening;
- - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- - de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.